woensdag 30 juni 2010

Wilde mannen

Overhoeks. Het gebouw dat al jarenlang vanaf de overkant van het IJ betekenisloos naar de stad staart. Met spiegelende ramen, die verbergen wat binnen gebeurt. Tot nu. Want eindelijk kunnen we zien wat zich binnen afspeelt. Mensen die druk zijn met werk, of wat het ook moge zijn. Trap op, trap af. Rondjes lopend door de gangen, heftig bladerend door stapels papieren. Koffie drinken, post-its volschrijven, overleggen. Het is herkenbaar, maar ook niet.
Op de bovenste etage, 240 treden hoog, lijkt in eerste instantie de rust wedergekeerd. Vier mannen aan het werk, strak in het pak. Ze schrijven, kijken onverstoorbaar voor zich uit. Totdat hun handen opeens een gitaar vast hebben, er een trompet klinkt en een bureau opeens een drumstel lijkt te zijn. In eerste instantie volgen ze de strakke lijnen, de dwangmatige patronen van het werkende bestaan. Maar heel langzaam worden ze zich bewust van de buitenwereld, van de dingen die buiten de muren van hun kantoorwereld hun eigen gang gaan. De vraag dringt zich op: waarom laten we ons als slaven leiden door de tijd en het beton? Langzaam worden patronen verbroken en wordt het denken vervangen door het voelen. Terwijl de stad buiten langzaam opgaat in de nacht en als decor de mannen meeneemt naar die andere wereld, wordt binnen de chaos groter. Traag uitgesproken teksten verwoorden wat je ziet, of wat je denkt te zien. De stropdassen gaan los, de mouwen worden opgestroopt, langzaam keren de mannen terug vanuit hun hoofd naar dat wat hen in essentie leidt, de driften. Het voelt als een opluchting als ze zichzelf uiteindelijk hebben gevonden, dat wat ze altijd al waren, los van conventies of verwachtingen. Ze zijn weer wildemannen.

Komende week te zien bij het Over het IJ festival: gaat allen!

dinsdag 29 juni 2010

Vuil

Een tijd geleden werd Amsterdam bedolven onder het vuilnis. Hopen etensresten, inboedel, en ander niet nader te benoemen troep mengden niet alleen met elkaar, maar ook met de stad. Wind en regen bliezen papiertjes, plastic zakken en ander licht vuil over straten en langs grachten. Wanneer de zon lichtelijk scheen was het raadzaam om met ingehouden adem langs deze bergen te fietsen, zeker toen de weeïge geur steeds penetranter werd. Toeristen raakten geïrriteerd omdat hun standaard kiekjes van Dam en pleinen werden verpest door de hopen troep naast en onder hun schoenen. Oude vrouwtjes bleven met hun rollatorwieltjes hangen tussen de zakken die door buurtbewoners al dan niet achteloos op ongereguleerde wijze werden neergezet.

Het deed me denken aan Afrika, waar langs iedere weg in de berm soortgelijke taferelen te zien waren. Reisgenoten verzuchtten dan soms dat het toch niet te begrijpen was dat mensen in zo'n zooi konden leven. Hoe verschrikkelijk triest, hoe treurig. En waarom zouden wij met zijn allen zo milieubewust recyclen als men hier zo ondoordacht met zijn afval omging? En zie: wanneer onze vuilnismannen staken, vervuilen we net zo snel, of misschien wel sneller. Makkelijk om te oordelen, als je eigen situatie door anderen goed geregeld is.














Het afval in Amsterdam zorgde voor een nieuw soort nonchalance: als je je papiertje niet in een prullenbak kan gooien omdat die al vol is, dan gooi je het toch gewoon op straat. Talloze mensen lieten zonder op of om te kijken iets uit hun handen vallen. Toen de mannen echter weer aan het werk waren en alles binnen een paar dagen weer uit ons zicht hadden verwijderd, bleek dat dit gedrag hardnekkig bleef. Alleen de houding veranderde. Waar tijdens de staking nog lichtelijk beschuldigend naar de hopen werd gekeken (en soms zelfs gewezen, alvorens het desbetreffende plasticje op de grond te gooien), deden mensen het nu min of meer stiekem. Ze trokken hun schouders een beetje op, zwaaiden met hun hand langs hun been, en lieten vervolgens dat wat ze vast hielden los.

Mijn punt? Dat we allemaal hetzelfde zijn, ongeacht in welk continent we wonen. Dat het fijn is dat we hier geld uitgeven aan vuilnismannen. En dat er niets mis is met een beetje afval. De stad voelde 10 dagen lang een beetje rauw en recalcitrant. Lekker.

woensdag 23 juni 2010

Tante

Afgelopen week zat ik in de zon naar voorbijgangers te kijken toen ik haar opeens zag lopen: een vrouw van ongeveer zestig, die kleren droeg die mijn vijfentachtigjarige oma te ouderwets zou vinden. Ze liep voorovergebogen, alsof ze de last van de wereld op haar schouders droeg. Het meest opvallend was dat ze, ondanks de hitte, geheel gekleed was in warme kleren: hoge schoenen, dikke broek, trui en jas. Ze droeg zelfs een winters hoedje.
Terwijl ik haar nakeek realiseerde ik me dat ze me liet denken aan mijn tante Annie.

Ik dacht dat tante Annie uniek was. Ten eerste omdat ze geen tante is, maar de vriendin van mijn opa. Omdat ze niet mijn oma is, werd ze tante Annie. Maar vooral omdat ze een beetje vreemd is. Zo eet ze niets waar room in zit, omdat ze daar op haar dertiende een keer misselijk van is geworden. Ze klaagt al jarenlang over alles wat niet goed gaat: zijn het niet haar ogen, dan zijn het haar botten, of haar aftakelende lichaam. Ze heeft nog nooit gekookt en ze gaat naar de kerk (wat een doodzonde is in onze familie, maar dat siert haar dan weer). Een van haar meest bijzondere kenmerken zijn haar cadeautjes. Om onverklaarbare redenen wil ze namelijk geen of zo min mogelijk geld uitgeven, wat meestal resulteert in bijzondere pakjes met bijvoorbeeld Postbus 51 folders ('je bent toch geïnteresseerd in het milieu?'), oude boekjes die ze uit kasten van vroeger opdiept, en spullen die niet van haar waren en die ze later terug vraagt omdat de persoon van wie ze wel waren ze opeens miste.
Aangezien tante Annie sinds mijn geboorte een vaststaand feit in mijn leven is, heb ik me nooit zo druk gemaakt om haar gekkigheden. Het hoort bij haar, en ach, het is ook soms wel ontroerend. Als ze teveel drinkt, wat ze nogal snel doet, heb ik de meest bijzondere gesprekken met haar. Over haar angst voor god, over haar relatie met mijn opa, over de weg die het leven soms kan nemen. Bij het afscheid drukt ze me dan met haar dunne lipjes een natte zoen op mijn wang en lispelt ze dat ze het fijn vond om me te zien.

Maar afgelopen week realiseerde ik me dat er meerdere dames als tante Annie zijn. Weliswaar met hun eigen vreemde verhalen en eigenschappen, maar toch gelijk. Dames die op warme zomerdagen rillerig rondlopen omdat ze het altijd koud hebben, die zich voegen naar de gebeurtenissen en dan lijdzaam toezien hoe het leven uit de hand loopt, en die geen room eten omdat ze er ooit misselijk van werden.

Terwijl de vrouw de hoek om liep, bestelde ik appeltaart met slagroom en sloot mijn ogen tegen de zon.

dinsdag 22 juni 2010

Ibo

Het Vondelpark ruikt niet altijd naar bos. Het ruikt soms ook naar regen op geasfalteerde paden. Of naar de oninspirerende geur van een kopje earl grey thee in een plastic bekertje. Maar als die regen en thee worden gecombineerd met de prachtige liedjes van Ibo Bakker, dan mis je dat bos niet zo. Dan dwaal je over velden, door steden en in de duinen. Of waar dan ook waar Ibo je mee naar toe neemt.
Ik kende Ibo eigenlijk alleen van naam via de Wilhelminakliek, waar hij ook optrad, maar had hem nog nooit live zien spelen. Dat is sinds dit weekend gelukkig veranderd. Terwijl de regen met regelmaat het publiek onder paraplus en plastic zakken liet verdwijnen, deelden minstens tien muzikanten op het podium hun zomerse zoetigheden. Prachtige liedjes, dromerige teksten, mooie melodieën. En dat allemaal voor veertig mensen en drie zwervers die ongestoord door de regen dansten.

Ibo vertelde: "je hebt drie soorten liefdesliedjes.. De eerste gaan over dat ze zo leuk en mooi is, en dat je naar haar verlangt. De tweede soort, en daar heb ik er betrekkelijk weinig van, gaan over dat ze er is. En dan heb je de derde, die gaan over dat ze weg is. Daar heb ik er dan weer veel van." Ik gun Ibo natuurlijk alle liefde van de wereld, maar onderstaand filmpje pleit eigenlijk wel voor gebroken harten... Liedjes over gelukkige liefde zijn toch vaak niet zo mooi.

woensdag 16 juni 2010

Poldox

Kan je een wetenschappelijk onderzoek ook in beeld weergeven? Vanuit die vraag werd jaren geleden poldox opgezet, een college dat studenten uitdaagt om vanuit een politicologische invalshoek een film en bijbehorende website te maken over een sociaal wetenschappelijk onderwerp. Voor de zesde keer hebben ook dit jaar weer een aantal studenten zich op onderwerpen als Glazenwassers, De Roode Bioscoop, De Dappermarkt en de Participatiemakelaar gestort.
Vanaf een afstandje volgde ik het proces, dat standaard resulteert in een intensieve montageperiode waarin niet wordt geslapen en het afval zich langzaam maar zeker rond de montagecomputers opbouwt.
Zondag werden de resultaten vertoond. De zaal zat propvol met ouders, onderzoeksonderwerpen, makers en aanhang. De witte gezichtjes en vermoeide ogen verraadden wie van hen tot vroeg in de ochtend nog had zitten werken.

Het is natuurlijk 'maar' een college, en het zijn natuurlijk 'maar' studenten (zoals blijkbaar een van de gefilmde hoofdpersonen het ietwat laatdunkend had verwoord). Maar het ontroert. Het ontroert dat mensen die elkaar vier maanden geleden nog niet kenden nu als beste vrienden naast elkaar zitten te glunderen om het resultaat te zien na hun noeste arbeid, het ontroert dat docenten en mensen uit 'de documentaire wereld' hen serieus nemen en hun passie met hen delen. En het ontroert om een kijkje in onbekende werelden te krijgen.

Ik wist niet van het bestaan van de Driehoeksstraat in de Jordaan, ik kende de wereld van de glazenwassers niet. Er is niets zo fijn als op een zondagmiddag vanuit een donker theaterzaaltje in de koffiepauze van jeneverstokers te belanden, of temidden van de drukke Dappermarkt te staan.
Het meest ontroerde Rob van Veelen, participatiemakelaar in de Indische Buurt, me. Niet alleen omdat mijn buurtje er mooi bij lag, maar vooral omdat Rob zich met een enorme passie inzet voor de buurt. Een grote man, die door iedereen wordt herkend, die met iedereen een praatje maakt en die soms op het doek een ietwat verloren indruk maakt, maar intussen niet aanwezig blijkt te zijn bij de vertoning omdat hij met zijn vriendin lekker op vakantie is. Zo verloren is hij dus gelukkig niet.

Vooralsnog is de film en de site over Rob hier te vinden. Binnenkort gaan ze echt online. Verder staat de site van poldox vol met prachtige filmpjes van voorgaande jaren en inspirerend materiaal voor geïnteresseerden. Een grote aanrader dus!

vrijdag 11 juni 2010

Jim

Vroeger, toen ik nog niet zelf mocht kiezen naar welke muziek ik luisterde, of toen ik dat alleen op mijn kamer mocht doen, werd ik vooral omringd door klassieke muziek. Mijn vader luisterde vanaf zijn vijftiende eerst naar Beethoven en Mozart, maar al snel Sjostakovich en Wagner. In mijn jeugd waren het vooral de Russen die onze avondmaaltijden begeleidden. Zo lag zelfs de lichtste zomerse salade al snel zwaar op de maag.

De verzameling 'pop' van mijn vader bestaat nog steeds uit een enkele cd van Leonard Cohen, Simon & Garfunkel en Van Morrison en de gehele verzameling van de Rolling Stones. Ik kon dus niet terugvallen op mijn opvoeding als het ging over grote namen in de popgeschiedenis. Een van de eerste cd's die ik kocht was weliswaar een verzamelplaat van de Beatles, maar die was vooraf gegaan door Greatest Hits 1992 en Now Dance, een saaie mix van softe housemuziek.

In mijn studententijd leerde ik dan eindelijk ook over Janis Joplin, Jaques Brel en Jim Morrisson. Helden die ons jonge studenten jaren na hun dood tot drank en sigaretten aanzetten in een poging wild en avontuurlijk te leven. Vooral Jim Morrisson en The Doors, die bij mij met name een herinnering aan een heftige spacecake avond oproepen, deden het goed. Jims schreeuwerige stem die de luisteraar beledigend toeriep op de hallucinerende tonen van de gitaar, bracht veel van mijn vrienden in diepe vervoering. In When you're strange wordt de geschiedenis van de band verteld. Helaas op een manier die mij vooral pijnlijk duidelijk maakte dat Jim Morrisson wellicht geniaal en hyper intelligent was, maar toch vooral heel zielig en vooral verslaafd. In deze film, die bestaat uit oude beelden van concerten en eigen opnames, kijkt Jim voor het merendeel verdwaasd en pafferig de camera in, zonder echt een focus te hebben. Ik ben van mening dat wanneer zijn verhaal nu in het nieuws zou komen, het vooral medelijden zou opwekken. De goede oude tijd van drugs, sex en rock & roll is toch echt voorbij. Een bevriend muzikant wist mij te vertellen dat de hoge druk van tegenwoordig geen ruimte meer geeft voor dat soort uitspattingen. Als je het nu wilt maken moet je op een dieet van groene thee en brandnetelsoep, vroeg naar bed en het liefst een boeddhistische tempel in je huis hebben.

Het zette me aan het denken. Zijn er nog echt rock en rollers? Jonge zangers, of bands, die nog mogelijk op hun zevenentwintigste kunnen komen te overlijden ten gevolge van hun roekeloze bestaan? Het zou toch zonde zijn om de mythe op te geven.

Life during wartime

In 1998 maakte Todd Solondz Hapniness, een intense film over drie zussen en hun levens, een film die mensen nog steeds zuchtend treurig voor zich uit doet staren wanneer ze erover praten. Ik heb hem nooit gezien maar ben bekend met het de impact die hij heeft gehad.

Vandaar dat ik dan ook lichtelijk huiverig was om Life during wartime, de nieuwste film van Solondz, te zien. De zon scheen juist weer een beetje, waarom zou ik me bewust in een depressie storten? Tot mijn grote vreugde was het echter een prachtige film, die ik iedereen ter harte aanraad snel te gaan zien! Prachtige beelden, close-ups, mooi gekozen behangetjes. Muziek van Devendra Banhart. Maar vooral heerlijke dialogen.

Aangezien ik de laatste tijd bezig ben zelf scripts te schrijven en uit te werken, realiseer ik me ook steeds meer hoe moeilijk het is om goede dialogen te schrijven. Als die dan ook nog onvergetelijk grappig zijn, heb je mij voor je gewonnen. Ik heb gedurende de film herhaaldelijk hardop zitten lachen, al probeerde ik mijn geluid te smoren in jas, trui en sjaal. Toen ik overigens de volgende dag in een enthousiast relaas uitbarstte over deze film, keek een van mijn collega's me met een verbijsterde blik aan, om vervolgens de rest van het gezelschap kalm uit te leggen dat dit toch wel een van de meest oninteressante kutfilms was die hij ooit gezien had. De meningen lopen dus uiteen.

Hoe dan ook, Life during wartime is een film die me op het puntje van mijn stoel liet zitten, ongeduldig wachtend op de volgende scène. Een mooi begin van de zomer. Gaat dat zien!

zondag 6 juni 2010

Word fan!

Volgens de Van Dale is de definitie van een fan, een enthousiaste liefhebber of bewonderaar. Dat lijkt me een redelijk neutrale omschrijving. Enthousiast leidt uiteindelijk via geestdrift naar innerlijke inspiratie, wat naar mijn idee nog steeds neutraal is. Positief neutraal, mocht deze term bestaan. Niks mis met fan zijn dus, zou je zo denken.

Ik ben toevallig fan. Van Rufus Wainwright. Wie? Een Amerikaanse singer songwriter wiens muziek ik enkele jaren terug voor het eerst hoorde. Ik hou van zijn muziek. Van zijn stem, van het bereik dat hij heeft, het luchtvolume waarmee hij ellenlange noten kan zingen. Ik hou van zijn uiteenlopend repertoire, van het feit dat hij geen standaard singer songwriter is, maar veel klassieke invloeden heeft, dat hij een opera heeft geschreven, sonnetten van Shakespeare op muziek heeft gezet, maar ook een heel orkest optrommelde om een Judy Garland show na te zingen. Ik hou van zijn gevoel voor drama, zijn overdreven maniertjes en vreemde lach, zijn egocentrisme, zijn opvallende accessoires. Daarnaast heb ik door hem een heel scala aan andere muzikanten leren kennen, aangezien zijn familie net zo (of misschien ietsje minder) muzikaal is.

Afgelopen week heb ik twee avonden lang ademloos naar hem zitten luisteren in Carré. De eerste avond ontroerde hij me zo dat de tranen onbewust over mijn wangen liepen (waar een buurvrouw op een bepaald moment verschrikt van keek). De avond erna was ik alleen maar blij en geïnspireerd.

Wat me echter opviel was dat veel mensen 'fan zijn' zien als een soort afwijking, een foutje in de programmering, een onverklaarbare en niet normale drang waar je geen blijk van dient te zullen geven. Het woord dient ook met lichte nadruk en een aspiratie van de 'f' te worden uitgesproken: "Oh, jij bent....'fan'?" Gevolgd door een meelijwekkende blik. Nu heb ik mezelf de afgelopen week al te vaak verdedigd, dus gooi ik het over een een andere boeg. Ja, ik ben fan, en ik gun het iedereen ergens fan van te zijn. Je krijgt er namelijk prachtige momenten voor terug, je wordt innerlijk geïnspireerd en je leven krijgt een extra kleurtje. Ter verduidelijking, je hoeft niet van één persoon fan te zijn, in principe zijn er geen regels, dus het kan van meerdere mensen tegelijkertijd. Je kunt daarnaast ook nog fan zijn van mooie series, documentairemakers, steden, en wat je eigenlijk verder maar wilt. Als je er maar innerlijk geïnspireerd van wordt..

Als je nou eens bij jezelf nagaat waar je blij van wordt... waar ben jij dan eigenlijk gewoon fan van? Schaam je niet en sta voor je fandom! Fans aller landen, verenig U!




dinsdag 1 juni 2010