donderdag 30 juni 2011

Kunst in beeld

Films over kunst. Is dat leuk? Werkt het? Kan je andere kunstvormen visualiseren, en sterker nog, er een interessant verhaal over vertellen? Zonder in een enorme discussie te belanden zou ik graag willen pleiten dat het zeker kan. En dat, hoewel niet iedere poging geslaagd is, er prachtige voorbeelden uitkomen die mijn pleit beargumenteren

Om te beginnen met Untitled. Een ietwat bizarre film, die overigens al in 2009 in de V.S. uit kwam en er twee jaar over gedaan heeft om de Amsterdamse Art House scene te bereiken, over twee mislukte New Yorkse kunstenaars. Alhoewel mislukt wellicht niet het juiste woord is. Wanneer ben je mislukt? Adrian componeert avant-gardistische muziek, waarbij tegen emmers geschopt wordt, klarinettisten hoog gillen en blaadjes papier doormidden gescheurd worden. Zijn broer Josh maakt schilderijen met stipjes en cirkels. Zijn werk hangt overal. In hotels, in banken, op allerlei plekken waar niemand kunst verwacht, en waar niemand zijn werk als kunst ervaart. "Ik geef mezelf nog drie jaar, als ik het dan niet gemaakt heb", zegt Adrian -"dan neem je een baan," zegt zijn broer. "Nee, dan pleeg ik zelfmoord."
Wat zo fijn is aan Untitled, zijn de nietszeggende conversaties, de semi intelligente opmerkingen, de hooghartige critici, die allemaal precies laten zien wat je stiekem al de hele tijd vermoed: die hele kunstwereld is een grote schijnwereld, waarin niemand echt weet wat hij doet. Met als ultieme bewijs de kunstenaar die de wereld om hem heen tot kunst verheft. Door er naamplaatjes op te plakken die precies zeggen wat het is. "Muur die ruimte omgeeft". "Potlood" In plaats van de wereld naar het museum te brengen, zoals Duchamps dat destijds deed, wordt de wereld een museum.



Daarna zag ik Howl, over het gedicht dat Allen Ginsberg schreef in de jaren vijftig. Na publicatie veroorzaakte het expliciete taalgebruik zoveel commotie dat de uitgever voor de rechter gedaagd werd voor obsceen taalgebruik. Naast het verhaal over Ginsbergs leven, gefilmd in een documentaire-achtige stijl in zwart wit, wordt het proces over het boek getoond in kleur. De nonchalance en artisticiteit van een kunstenaar en zijn wereld, tegenover de officiele, 'grote mensen' wereld, waarin gediscussieerd wordt over termen als context, intentie en nut - in kunst. Moet een dichter bepaalde woorden gebruiken, of zouden zij ook zonder enig probleem vervangen kunnen worden door een beleefder synoniem? Het ritme van de film komt echter van de voordracht van Howl door de acteur die de dichter speelt, in een kleine rokerige ruimte, in het bijzijn van zijn vrienden, zich nog onbewust van de impact die zijn gedicht later zal hebben. Zijn woorden, die in de andere fragmenten meer betekenis krijgen, de snelheid, het volume. En daarnaast de animaties, die het verhaal van zijn gedicht nog duidelijker maken.

Waar Untitled me blij maar lichtelijk gedeprimeerd maakte door de nietszeggendheid van kunst, was Howl inspirerend, opwindend en uitdagend. Dat kunst een individuele ervaring is bleek uit het feit dat mijn filmgenoot tegen het einde van de vertoning van Howl alvast een sigaretje ging draaien. Toen ik daar verbaasd naar wees, fluisterde hij: "ik denk dat hij zo afgelopen is."

maandag 27 juni 2011

Rabat

Hoewel ik de Nederlandse film een warm hart toedraag, en zeker de Nederlandse Documentaire erg lief heb, ben ik als het er echt op aankomt nogal sarcastisch. Ik ben te kinderachtig om me voor het verhaal over feitelijke inconsequenties heen te zetten, waardoor ik vaak niet echt lekker in de film kom, en vaak heb ik de desbetreffende acteurs al zo vaak gezien dat ik blijf denken: 'hè, die Barry wordt er toch ook niet jonger op' of 'wat doet Carice nu eigenlijk? Dat laatste zou ook zeker als argument tegen Films in het algemeen kunnen gelden, maar ik wijt het aan de grootte - of eigenlijk de on-grootte - van Nederland. Want bij Johnny Depp of Heath Ledger heb ik het bijna nooit.
Het zou ook aan het genre kunnen liggen. Bij de weinige rom-coms die ik zie, is Julia Roberts ook gewoon altijd de vrouw met de vreemde lach en niet het verlegen, lacherige of juist deze keer strenge personage dat bij de desbetreffende film hoort. In Nederland is de Filmwereld zo klein dat alle genres steeds door dezelfde acteurs gespeeld worden.

Na Sonny Boy, de laatste Nederlandstalige film die ik zag, was ik er eigenlijk wel klaar mee. Dus toen de reclamecampagne voor Rabat begon, voelde ik weinig tot geen drang om snel naar een filmhuis te fietsen om deze nieuwe Nederlandsche Paarl te gaan zien. De hip-heid van Habbekrats doet me weinig, en vaag drongen zich vlagen van die andere hippe film aan me op, die me zelfs voor een tijdje uit de filmzalen had gehouden (of in ieder geval het Ketelhuis, waar ik uit frustratie zo uitgebreid commentaar had zitten leveren dat ik eigenlijk niet meer terug durfde).



Toch bracht het lot mij en Rabat bij elkaar. Op een bijzonder goede avond, die begon met de vegetarische variant van shoarma, en een Marokkaanse muntthee om in de stemming te komen. In het begin zat ik met ingehouden adem te kijken. Het slechte geluid en de 'echte' Marokkaanse accenten maakten het niet makkelijk om het verhaal te volgen. Maar toen de jongens eenmaal op weg waren, en zich blijkbaar al doende realiseerden dat ze het geluid moesten verbeteren, en je langzaam went aan de ingeslikte letters en vreemde klemtónen, toen werd het een geweldige roadmovie!

Met prachtige beelden, werkelijk, prachtig, en geweldige scenes. Met karakters waar je langzaam verliefd op word, en met de Grote Thema's, die er toch bij horen.

Ik heb me anderhalf uur enorm vermaakt. Blijkbaar kan het wel, geweldige Nederlandse Films maken. Of het dan toevallig is dat juist deze film gemaakt is met een minimaal budget, veel liefde, en weinig pretenties, dat is dan wellicht een interessante vraag die ten tijde van marsen voor beschaving gesteld mogen worden. Kunst die gemaakt moet worden vindt altijd een weg. He man, je weet toch!

maandag 20 juni 2011

Legitimiteit

Ik ben van mening dat in onze maatschappij het vooral draait over welke opleiding je gedaan hebt en wat voor werk je nu doet.
Wanneer je iemand voor het eerst ontmoet is de eerste vraag meestal: wat doe jij? Het is dan de bedoeling dat je die vraag beantwoordt met je professie, niet met waar je op dat moment mee bezig bent (nou, ik schud net jouw hand, we staan te praten, ik ben op een feestje, ik zit in de kroeg.) Met het uitspreken van je beroep vertel je wie je bent. 'Ik ben dokter' betekent: ik ben welgesteld, heb een leuk huis en een abonnement op art en auto, ik heb uithoudingsvermogen en kan heel goed vreemde Latijnse woorden onthouden, op mijn middelbare school koos ik voor schei- en natuurkunde en als het nodig is kan ik iemand in nood redden. 'Ik ben verkoopmedewerkster bij de Albert Heijn' kan meerdere dingen beteken, als je op doordeweekse dagen overdag werkt ben je waarschijnlijk een vrouw van middelbare leeftijd die haar oudere echtgenoot opeens thuis had zitten toen hij met pensioen ging en daarom zelf maar de deur uit vluchtte, of je bent een tienermeisje dat op zaterdag als bijbaantje haar vriendje wat biertjes minder afrekent zodat je je straks goed kunt inzuipen voor het uitgaan.

Ik weet dat ik niet bescheiden om ga met vooroordelen.
Maar het zijn dezelfde vooroordelen die mij tergen wanneer ik probeer te definiëren wat ik doe, en dus wie ik ben. Op mijn aarzelende antwoord dat ik "later als ik groot ben" films wil maken, is namelijk de standaard vervolgvraag: "oh, leuk, heb je de film academie gedaan?'. Nee, lieve mensen, ik heb niet de film academie gedaan. Ik heb namelijk al veel te lang gestudeerd en sindsdien te lang gewerkt om daadwerkelijk terug te willen naar vier jaar in de schoolbanken met negentienjarigen. Dit antwoord helpt het gesprek niet. Het helpt ook niet om de diepte in te gaan en uit te leggen dat het nou precies deze legitimatie van mijn poging tot creativiteit is, die mij al jaren bezig houdt, en me ervan weerhoudt daadwerkelijk ervoor te kiezen en te zijn wie ik zou willen zijn.

Van een goede vriend uit New York - de stad waar iedereen kan zijn wie hij wil zijn, en waar mensen op mijn eerste antwoord (later, groot, films maken) als eerste reageren met "oh, wat leuk, wát voor films?", waarna een inhoudelijk gesprek over mijn favoriete onderwerp kon volgen - leerde ik dat ik de Nederlandse variant kort moet beantwoorden. 'Nee, ik heb het anders aangepakt. Ik ben gewoon begonnen met films maken."

Ik werd dan ook enorm geïnspireerd door het onderstaande filmpje, waarin Shea Hembrey vertelt over de honderd kunstenaars die hij bedacht. Na het idee opgevat te hebben om een internationale kunst expositie te organiseren, realiseerde hij zich dat het best ingewikkeld was om al die artiesten te benaderen, waarna hij zelf de kunstenaars bedacht en hun kunst maakte.

Als je maar overtuigend genoeg bent en er zelf in gelooft, ik denk dat het daar uiteindelijk op neer komt. Dus vanaf nu, als iemand mij vraagt wat ik doe: ik maak films, ik schrijf en ik maak collages. En jij?

donderdag 16 juni 2011

Metro Muzikanten

New York is muziek. De stad zelf heeft een ritme, een klank, een swing. Wanneer je voor het eerst aankomt wil je dansen, want je bent in New York! Na herhaaldelijk bezoek zie je langzaam dat iedere wijk zijn eigen melodie heeft, zijn eigen genre. Times Square en omgeving voelt als een muziekstuk van Philip Glass, met een drukke, zich immer herhalend opbouw van geluid, die soms even weg lijkt te zijn maar die daarna net zo hard weer terug komt. Chelsea klinkt als de oude standards van Sinatra en Garland, swingend, verlangend, hitsig soms. Williamsburg barst van de moderne pop terwijl de Upper West Side een ietwat stijf opera tintje heeft. En Bed Stuy is natuurlijk rap. Rap 'n Roll.

Maar ook onder de stad is muziek. Overal. Je kunt bijna geen metrostation instappen of je hoort wel een instrument of een stem die de nauwe gang vult. Overal tonen muzikanten, wanna be muzikanten en ware geniën hun kunsten in de hoop een paar dollars te verdienen. Sommigen doen het naast hun 'normale' bestaan, anderen leven van hun ondergrondse bestaan.

De metro muzikanten vormden een sound track tijdens mijn reizen door de stad. Op weg naar mijn werk zat de tandeloze Cubaan, die met de muziek van zijn thuisland de dag een melancholisch tintje gaf. Aan het einde van de dag verdreven de twee hipster jongens mijn honger met hun vrolijke liedjes, de drummer op 6th Ave en 14st die je al van ver kon horen vulde de metrogangen tot aan Union Square met zijn improvisaties en Joe, die in het weekend op Metropolitan Station zat, vulde niet alleen mijn hart met zijn muziek maar zorgde onbewust tijdens een spontane jamsessie voor nog meer liefde.

Ik heb ze gefilmd, die metro muzikanten die New York nog meer kleur geven. Uren aan materiaal van mensen die met liefde hun passie staan uit te voeren, liggen te wachten om tot een verhaal gemonteerd te worden. Natuurlijk ben ik niet de enige die ziet wat ze doen. Het aantal filmmakers, wanna be filmmakers en geniën die net zo veel en meer materiaal hebben is ontelbaar. En hoewel ik natuurlijk graag de enige zou zijn geweest die dit idee had gehad (los van dat Hedy Honigman al jaren geleden de prachtige film Het ondergrondse orkest maakte), ben ik ook gaan zien hoe al onze verhalen samen het echte verhaal vertellen. Of op zijn minst in de buurt komen van het echte verhaal, dat bestaat uit al die verschillende verhalen van muzikanten, publiek en reizigers.

Een van de eerste filmpjes die ik maakte


Een film die nu gemaakt wordt over mijn New Yorkse vrienden:

Herzog

Jaren geleden zag ik tijdens een zaalwacht dienst bij het IDFA de film Mein Liebster Feind, van Werner Herzog over zijn relatie met de explosieve acteur Klaus Kinski. Herzog begint met zijn verhaal in zijn eigen jeugd, wanneer hij met zijn moeder in een kamertje in een huis in Munchen woont en Kinski een van zijn buren blijkt te zijn. Hun eerste kennismaking vindt plaats wanneer Kinski in een driftbui door het huis dendert en ongenuanceerd letterlijk met de deur komt binnenvallen terwijl de familie Herzog aan het avond eten zit. Jaren later vraagt hij de acteur, die bekend staat om zijn heftige uitvallen, om in zijn film Aguierre, der Zorn Gottes te spelen. In Mein Liebster Feind toont Herzog de gekte van een getalenteerd acteur, die hij bewondert, adoreert en haat. Een man die hem dood wenst wanneer het ontbijt in de Peruaanse jungle wederom pap blijkt te zijn, maar die hem ook lief heeft. De wrange vriendschap tussen de twee mannen ontroerde me, de gekte intrigeerde me.

Na het zien van deze film was ik dan ook Herzog verslaafd. Zijn vroege werk staat al jaren in mijn kast te wachten tot ik er echt voor kan gaan zitten, zijn latere films heb ik allemaal gezien. Steeds weer zoekt hij een passie, een gekte op, om gedurende de lengte van de film uit te zoeken hoe de persoon in kwestie nou in elkaar steekt. Uit duizenden uren materiaal schetste hij een prachtig portret van Timothy Treadwell in Grizzly Man. In Encounters at the End of the World gaat hij op zoek naar de drijfveren van de mensen die naar de Zuidpool trekken om daar te werken en te leven.



En nu is daar Cave of Forgotten Dreams, over de krijttekeningen in de grotten van Chauvet in Frankrijk. Ik had me er zo op verheugd. Veel films van Herzog kenmerken zich door zijn voice-over in een ongelofelijk charmant Engels met Duits accent. Hij geeft zijn films meer diepte door zijn eigen gedachtengang toe te voegen aan zijn beelden, waardoor je als kijker niet alleen de resultaten van zijn zoektocht ziet, maar ook de zoektocht zelf beter leert begrijpen.

Maar in deze film raakte hij me kwijt. Ik wilde wel, en misschien had de borrel die ik voor de film verlaten had ook zo zijn uitwerking, maar het lukt me niet om er in te komen. Hoewel de beelden prachtig zijn en Herzog en zijn team weer alles uit de kast hebben gehaald om de eeuwenoude twee dimensionale tekeningen tot leven te laten komen, raakte hij me deze keer steeds weer kwijt door zijn filosofische benadering van het geheel. De links die hij legt om zijn verhaal kracht bij te zetten gaan me te ver, de moeite die hij doet om het verleden te doen herleven is te groot. In dit geval had ik misschien - voor het eerst - iets minder van zijn zoektocht willen zien. Dat neemt natuurlijk niet weg dat de tekeningen echt onwaarschijnlijk mooi zijn, en dat zijn driedimensionale weergave ervan ze tot hun recht laat komen.

De albino krokedillen op het einde van de film blijken gelukkig een ander verhaal te hebben dan wat Herzog in zijn film vertelt. En dat brengt me dan weer terug op waarom ik hem als filmmaker zo interessant vind: hij gebruikt alles om het verhaal te vertellen wat hij kwijt moet, ongeacht de waarheid:

Facts per se are not so interesting for me. Facts do not illuminate; they create norms. The Manhattan phone directory has 4 million entries which are factually correct, but as a book it doesn't really illuminate you. I've always said we have to look beyond realism, beyond facts. We have to dig into a deeper stratum of truth which is somehow deeply inherent in cinema but which is very hard to find and to create. I'm looking for moments that are somehow illuminating. In some of my films, I hope there are a few moments where you feel almost illuminated, like in a state of ecstasy, stepping out of yourself, beyond yourself and perceiving something which is only, in the case of cinema, possible in collective dreams.

En dat dan in dat geweldige charmante accent.

maandag 13 juni 2011

Geluk

Alles en iedereen lijkt tegenwoordig maar op één ding gericht te zijn: geluk. Ieder zichzelf respecterend tijdschrift heeft wekelijks minstens een artikel over hoe dat geluk te bereiken is, sommige tijdschriften zijn er zelfs geheel aan gewijd.
De afdelingen Philosophy en Religion and Inspiration bij de Barnes and Noble staan vol met paperbacks en hardbacks die je in een x aantal stappen dichterbij deze wenselijke staat van zijn brengt. Op TED kan je uren doorbrengen met het kijken naar inspirerende speeches over dezelfde stappen, en geslaagde experimenten.

Het is in principe mogelijk om dagen en weken door te brengen met leren over geluk. Maar dan? Als je al die kostbare tijd, die je ook door had kunnen brengen in de zon, met je geliefde of met vrienden en lekker eten, kwijt bent en een enorme berg informatie rijker. Wat dan?

Ga je dan al die adviezen in praktijk brengen? Maak je dan dagelijks een lijstje dat je kunt afwerken - want de gemiddelde mens houd van lijstjes - en staan daar dan een paar makkelijk te bereiken doelen op - want dat geeft voldoening en leidt tot meer actie? Of laat je alles los - want alleen dan kan je het ware geluk ervaren - en ga je op een berg in Azië mediteren in een kleurrijk gewaad - omdat ze daar pas echt begrijpen wat geluk is?

Het moge duidelijk zijn dat ik al vele uren heb doorgebracht met het lezen van artikelen en het zien van filmpjes die inspireren tot een gelukkiger leven. Natuurlijk wil ik er alles aan doen om me nog gelukkiger te voelen dan ik al ben. Want dat moet ook gezegd worden: ik ben al aardig gelukkig. Een vriend verzuchtte dan ook met draaiende ogen "Oh nee hè, toch niet zo'n boek over dat het de kleine dingen zijn die nog gelukkiger maken, dat je met vrienden in de zon lekker moet eten enzo. Dat weten we nu toch wel?" Ik sprak met hem over het boek The Happiness Project, waarin Gretchen Rubin experimenteert om met kleine veranderingen in haar leven nog gelukkiger te worden.

Enerzijds moest ik hem gelijk geven: het is allemaal al duizend keer gezegd, het is oude koek, we weten het wel. Aan de andere kant geloof ik dat je het niet vaak genoeg kunt horen (of lezen), want blijkbaar zijn we hardleers en is het helemaal niet zo makkelijk om al die dingen daadwerkelijk in praktijk te brengen. Het boek van Gretchen Rubin laat zien dat je helemaal niet je leven overhoop moet gooien om gelukkiger te worden, maar dat een beetje meer slaap, een beetje meer liefde en een beetje meer aandacht al grote veranderingen kunnen brengen. En dat lijkt me nou helemaal niet zo'n vervelende boodschap voor al die mensen - inclusief ikzelf - die zich soms afvragen: wat nu?

dinsdag 7 juni 2011

Routine

De wekker gaat om acht uur, snoozen kan met gemak nog een half uur. Te warm, te fijn.
Te laat. Douche, thee, met natte haren de trap af.
Twee blokken tot aan Lafayette, dan linksaf naar Bedford. Dag mannen op straat. Dag mannen bij de bodega. Dag mannen bij de bushalte.
Trap af, rechts naar beneden. Doorlopen tot het eind, want hier stopt de metro niet halverwege. Wachten.
Instappen. Blijven staan bij de andere deur.
Myrtle-Willoughby. Flushing. Broadway. Metropolitan.
Mensen kijken.
Tegen de menigte in de trap op. Half rennend met de meute mee.
Trap af en trap op. In de tussentijd goed luisteren.
Op het perron doorlopen tot de tweede rij reclameposters.
Instappen. Spieden naar een zitplaats.
Bedford. 1st Ave. 3rd Ave. Union Square. 6th Ave.
Uitstappen en direct de linkertrap omhoog. Hopen dat de F er zo aan komt.
Doorlopen tot na de bankjes. Hopelijk weer een kans om een metromuzikant te filmen.
Instappen. Blijven staan.
23rd.
Uitstappen en links de trap omhoog.
Lucht. Regen of zon? Rechtsaf, 6th Ave op.
Schuin oversteken als het verkeer het toelaat.
A large earl grey tea with milk please.
$2.45
24th street inlopen.
Schuin oversteken naar het groene luifeltje. Paws in Chelsea.
De blaffende hondjes onder me laten en naar de 2e etage.
Laat de dag maar beginnen.