zondag 30 januari 2011

Geur

Wanneer ik in een donkere zaal van een voorstelling of film zit te genieten valt het me iedere keer weer op: alle geuren om me heen. De meneer voor me die een heerlijke aftershave op heeft, het wanstaltige parfum van de vrouw schuin achter me. Soms zijn het kleine vleugjes, die heel even je neus passeren en nooit meer terug komen. Andere keren ruik je ze steeds wanneer je gaat verzitten en iets te dicht bij je buurman of -vrouw komt. Helaas zijn het niet altijd fijne geurtjes. Soms bevatten ze de zweetlucht van iemand die net iets te hard moest fietsen om op tijd te zijn, of een eau de toilette die niet past.

Hoe dan ook: mijn conclusie is: geuren bepalen je perceptie van een voorstelling of film. Steeds weer als ik iets ruik, dwalen mijn gedachten af van wat zich voor mijn ogen afspeelt, en vraag ik me af of ik het anders zou ontvangen als de geur die ik ruik lekkerder of juist viezer zou zijn. En hoe zou die perceptie dan zijn? Zou ik de voorstelling dan minder mooi vinden? Zou ik minder hard lachend naar voren buigen, omdat ik de odeur van de persoon voor me zou willen vermijden?

Mijn volgende gedachte is dan steeds weer om het eens uit te proberen. Ik zou wel eens een geurenvoorstelling willen maken, waarbij je dan, tijdens het stuk of de film, verschillende geurtjes toegewaaid krijgt. Vervolgens moet je de voorstelling een tweede keer zien, met andere geurtjes, om te kijken of er een verschil is. Ik weet wat je nu wil zeggen en ik zal je voor zijn: hierbij faalt het experiment alweer jammerlijk. Want wanneer je een voorstelling voor de tweede keer ziet, zijn er al twee variabelen: de geurtjes én het feit dat je weet wat er komen gaat, waardoor iedere mogelijke vergelijking niet opgaat.

En dus worden mijn gedachten weer bruut gestopt. Want het is niet mogelijk om te zien of het wat uitmaakt. Toch word ik ook iedere keer weer blij als mijn geurenexperiment door mijn hoofd schiet. Je krijgt gratis en voor niets iedere voorstelling nog een extra belevenis erbij, waarvan misschien niet iedereen zich bewust is, maar die naar mijn idee zeker bijdraagt aan een voorstelling of film. Let er zelf maar eens op, de volgende keer dat je in een donkere zaal zit. En fiets niet te hard op weg naar het theater.

zaterdag 22 januari 2011

Stravinsky

In het jaar tweeduizend werkte ik op bijna vrijwillige basis mee aan een bijzondere productie van het Holland Festival. Het gezelschap Zingaro, dat onder leiding van de kleine, maar daarom niet minder angstaanjagende, directeur Bartabas een theatrale dansperformance met paarden had gemaakt, was buiten Holland Festival data neergestreken op het toen nog onderontwikkelde Westergasfabriek-terrein.


In de Gashouder was een circus piste opgebouwd, die bestrooid was met zand en zaagsel. Buiten stonden de stallen met paarden, de dansers warmden zich rondom op. Wanneer Bartabas rondliep probeerde je je als publieksbegeleider zo klein mogelijk te maken, in de hoop dat hij je niet zou zien en dat hij iemand verderop als onderwerp van zijn toorn zou kiezen. Ik meen me vaag te herinneren dat ik ooit per ongeluk op zijn weg kwam en met een snauw aan de kant werd geduwd.

Wanneer het publiek op de houten bankjes had plaatsgenomen en het geroezemoes langzaam verstomde, hoorde je de fagot aanzwellen. Een kleine spot ging aan in het midden van de piste. Een danser bewoog. De andere instrumenten voegden zich bij de fagot. Meerdere dansers kwamen vanuit het zwart tevoorschijn. De muziek zwol steeds meer aan, meer dansers lieten passen achter in het zand. En dan, op het moment dat de strijkers tokkelen, waren er opeens paarden met amazones. De dansers leken zich te verdedigen, de paarden omringden hen. De choreografieën vermengden zich. Vervolgens namen de paarden de dans over. Iedereen die Le Sacre du Printemps van Stravinsky kent weet hoe intens dit stuk is, laat staan als dat dan ook nog gecombineerd wordt met een dans tussen mens en paard.



Enkele weken later kreeg ik door een speling van het lot twee kaartjes voor Het Concertgebouworkest, voor hetzelfde stuk van Stravinsky, en dan ook nog gedirigeerd door Pierre Boulez. Toen de fagot begon rook ik het zand en de paarden, en bij iedere sequentie zag ik het bijbehorende deel van de dans met de paarden voor me.

Tijdens de Zingaro voorstelling werd ná Le Sacre de Psalmen Symfonie, ook van Stravinsky, uitgevoerd. Ik moet steeds weer aan de atonale klanken van die symfonie denken tijdens de repetitie van mijn koor, waar we momenteel werken aan zijn Mis.
Je moet een beetje van moderne klassieke muziek houden, maar als je je daaraan weet over te geven kan je tot tranen geroerd worden. Zelfs wanneer je ze zelf tot vervelends toe moet repeteren.
Heel soms ruik ik in onze repetitieruimte opeens de geur van zand en zaagsel, en hoor ik in de verte de paarden briesen.

donderdag 20 januari 2011

Gevangen

Het is angstaanjagend hoe sommige mensen elkaar vast kunnen zetten. Meestal zie je dat in -vaak inmiddels slechtlopende - relaties, waarbij de één weg wil en de ander bang is om verlaten te worden. Of bij vriendschappen die al aan hun laatste draadje bungelen maar nog niet helemaal verbroken zijn. In beide gevallen is het mogelijk om, zij het pijnlijk, het pact te verbreken. Veel moeilijker is het met familie. Die is er je hele leven, of je nou wil of niet. Een onbreekbare band, die je voor altijd met mensen verbindt, die je misschien zelf nooit zou hebben uitgekozen om mee verbonden te zijn.
Maar wat als die band tussen jou en je tweelingzus is?
In de documentaire L.A.Raeven, de verbeelding voorbij, wordt dat dilemma getoond. Meer dan over hun kunst, die fascinerend en soms zelfs eng is, zoomt deze film (in premiere gegaan tijdens het IDFA, en nu in verkorte versie te zien bij Holland Doc) in op de benauwende en hechte band tussen de zussen Liesbeth en Angelique Raeven.

Vaak is het letterlijk, dat inzoomen. Met veel close-ups, die je het gevoel geven dat je op hun huid zit, net zoals zij op elkaars huid zitten. Alles hebben ze samen gedaan: geboren worden, opgroeien, anorexia krijgen, kunst maken. En nu wil er één weg, en de ander wil niet verlaten worden.

Opvallend is dat ze voortdurend elkaars naam noemen, ook als ze alleen (weliswaar met cameraploeg) in hun huis zijn. Het lijkt alsof het noemen van de naam van de ander hen hun eigen identiteit geeft. Jij bent Liesbeth, ik Angelique. Hun zelf verkozen gevangenschap geeft geen ruimte voor liefde, tederheid, intimiteit. Althans, niet voor elkaar. Het enige lichamelijke contact dat ze hebben zijn de drie zoenen op de wang, wanneer Liesbeth met haar nieuwe vriend op vakantie gaat. Verder staan ze voortdurend naast elkaar, los van elkaar. Alsof ze zich willen afkeren van de ander, terwijl ze toch zo overduidelijk bij elkaar horen. Zelfs de familiefilmpjes die tijdens hun jeugd gemaakt zijn, tonen al iets van de onrust en de frictie nu voortdurend aanwezig is.

Ik wilde voortdurend roepen: Ren meisjes! Ren! Ga de wereld in, en ontdek andere mensen! En lach eens!



dinsdag 18 januari 2011

DISS

Als wannabe filmmaker zijn de eerste stapjes in de grote wereld van de film, net als alle eerste stapjes, doodeng. Je hebt wat films gezien, je hebt een beeld voor ogen van wat je wil maken, maar je hebt geen idee waar te beginnen. Je kunt de grote stap wagen naar de filmacademie, zodat je op zijn minst een kans maakt om later serieus te worden genomen. Maar als de tijd en de middelen daartoe ontbreken moet je andere methoden bedenken. Je kunt cursussen doen, waar je leert hoe je een camera aanzet, hoe je een microfoon vasthoudt en hoe je het gefilmde op een acceptabele manier achter elkaar moet monteren. Maar uiteindelijk komt het punt dat je de basis wel kent, en je gewoon moet gaan filmen.

En dan moet je kiezen. Want een filmpje maken, dat doe je niet even snel. Gelukkig stikt het tegenwoordig van de filmcompetities waar je je nieuw geleerde kennis kunt gebruiken voor dat ene hogere doel: je Eigen Film. Het voordeel van dat soort competities is dat er vaak beperkende regels worden gesteld, die eigenlijk het hele proces vereenvoudigen. Zo probeer ik nu samen met een vriend een bestaande film te vertalen naar een versie van zestig seconden: Done In Sixty Seconds. Voor mij een heerlijk concept om me ook eens aan een fictiefilmpje te wagen. Want alleen al hiervoor - voor welgeteld één minuut - zijn we nu al zeker zes uur aan het werk geweest, en dan is er nog geen scène geschoten.
Het is echter heerlijk om samen scenes te kiezen, locaties te bedenken, acteurs te zoeken en camerastandpunten te bespreken. O, mocht ik dit toch elke dag doen! Uiteindelijk komt het natuurlijk vooral neer op het mailen van alle instanties en personen die we nodig denken te hebben, en is het toch weer productiewerk. Zondag aanstaande moet alles samenkomen, en hopen we onze eigen versie van The Social Network te draaien.

Tijdens mijn zoektocht naar geschikte films kwam ik echter langs een aantal websites die wellicht al lang bekend zijn, maar toch de moeite waard zijn om te noemen. Zo is er naast DISS - kijk vooral op de internationale site voor de meer professionelere filmpjes - ook een site waarop bekende films in slechts dertig seconden worden nagespeeld, door getekende konijntjes welteverstaan.



Op How it should have ended vind je andere mogelijke eindes van films die volgens de makers van deze filmpjes ongeloofwaardige of oninteressante eindes hadden. Waarbij natuurlijk de versie van The Social Network mijn grootste favoriet is.

De laatste competitie waar ik samen met een vriendin aan meedeed was Nachtshots, gelinkt aan de Museumnacht. In een poging om bijna alle deelnemende musea te filmen, fietsten we drie dagen de hele stad door, stonden we midden in de nacht het uithangbordje van Ons' Lieve Heer op Solder op de Wallen te filmen, en hebben we uren geprobeerd om enigszins op de juiste beat te monteren. Het leverde ons geen prijs op, maar wel een fijn filmpje!



De moraal van dit verhaal: laat je inspireren, grijp iedere kans aan om te filmen, en geniet van het proces!

maandag 17 januari 2011

Kunstzinnig

Vroeger namen mijn ouders mij en mijn broertje met grote regelmaat mee naar tentoonstellingen. Ik herinner mij vaag nog de uren die ik daar al slepend van de ene naar de andere ruimte doorbracht, waarbij ik meer gefascineerd was door de mensen die met ons mee schuifelden, dan door de kunst die er te bewonderen was. Beter waren de beeldentuinen in de zomer, waar je nog lekker met kevertjes kon spelen die onverstoord over de kunstwerken heen kropen. Ooit zeeg ik zuchtend neer op een stoel, moe van het lopen en staren, toen een suppoost met grote paniekogen naar me toe kwam schaatsen - want echt rennen doe je niet in een museumzaal - en mij nogal bruut van het kunstwerk plukte. Wist ik veel.

Dat dit gedeelte van mijn opvoeding diepere sporen had achtergelaten dan ik vermoedde, bleek toen ik alleen de wereld introk en ik in Nieuw Zeeland compulsief ieder lokaal museum wilde bezoeken. Na jaren therapie en groepsgesprekken ben ik nu eindelijk op het punt dat ik zelfs bij mijn vierde bezoek aan New York niet naar het Metropolitan Museum ben gegaan. Ik heb er weliswaar drie keer voor de deur gestaan, maar een keer waren ze dicht, de tweede keer scheen de zon te lekker in Central Park en ben ik daar een boek gaan lezen en de derde keer wilde ik alleen maar een pretzel van de pretzelkraaam die voor de ingang stond.

Toch vind ik het best leuk om zo nu en dan schuifelend langs kunstwerken - of wat daar voor door gaat - te lopen, samen met andere 'kunstliefhebbers'. Afgelopen zaterdag was ik op de REALisme beurs, waar tegen alle verwachtingen in ook veel niet-realistische kunst te zien was (naar mijn idee althans). Zonder steeds voorover te buigen om naamplaatjes te lezen om de kunst op waarde te schatten probeerde ik me te laten raken door wat ik zag. In de meeste gevallen voelde ik weinig. Ik vind ogen die lijken te gaan knipperen vies, en landschappen of - nog erger - stillevens laten me meestal koud. Zeker wanneer ze zo echt zijn dat je het gras of de appel wil ruiken. Dan kies ik liever voor de werkelijkheid.
Tot ik onderstaand schilderij al vanaf een afstandje zag hangen. Een vriend met wie ik rond schuifelde keek me verbaasd aan toen ik enthousiast riep: DIT vind ik mooi! 'Soms raak je me helemaal kwijt en snap ik niets van je,' verzuchtte hij. Ik was alleen maar blij, je hoeft maar één mooi kunstwerk te hebben gezien om het een goede middag te vinden en ik had de hoop al bijna opgegeven. Dat het een Armando van twaalfduizend euro bleek te zijn vond ik enerzijds jammer (ik had het graag gekocht) en anderzijds streelde het mijn ego dat ik de echte namen er toch tussenuit wist te vissen.

Oordeel zelf:

zaterdag 8 januari 2011

Norwegian Wood

Het regent in Japan. En als het niet regent, dan sneeuwt het. Of het waait. Heel hard. En veel mensen zijn niet heel erg gelukkig in Japan. Althans, niet in Norwegian Wood, de gelijknamige film naar het boek van Haruki Murakami.
Het is geen prettige wereld, die geschetst wordt van het Japan van de jaren zeventig. Met name de wereld van twee tieners, Watanabe en Naoko, die rouwen om het verlies van hun vriend, is heftig en rauw. Langzaam verliezen ze zich, in elkaar, in zichzelf en in de wereld die ze proberen in stand te houden.

Maar de beelden waarin dat getoond wordt zijn prachtige langzame close-ups die je het verhaal inzuigen. Het is regisseur Tran Anh Hung gelukt gevoel te visualiseren. Hij voert je in meer dan twee uur mee langs prachtige Japanse landschappen, naar typisch Japanse huizen en door het Japan van de jaren zeventig, dat tot in detail is uitgewerkt in de aankleding.
Visueel is het dan ook sowieso een enorme aanrader, die zijn lengte meer dan de moeite waard is. Ik kan niet beoordelen of het boek, zoals meestal, uiteindelijk toch beter is dan de film, maar het verhaal dat in de film wordt verteld is treurig, nostalgisch en eenzaam. Prachtig voor deze tijd van het jaar dus. Zeker omdat je toch enigszins hoopvol de zaal weer verlaat.
Met in mijn geval het voornemen om dan nu maar eens echt aan de boeken van Murakami te beginnen.



En gewoon omdat het fijn is bij deze ook nog even het liedje van de Beatles waar het boek naar vernoemd is.

zondag 2 januari 2011

Gebak

De misselijkheid die toch altijd bij kerst, oud en nieuw en vooral de dagen daartussen hoort is net langzaam weggetrokken. Ik kan eindelijk weer aan eten denken zonder te moeten gaan liggen. Dus je zou denken dat het evenklaar is met al dat gedoe. Even niets, even crackers en thee. Echter, in deze periode is het beste tijdverdrijf naast eten naar mijn mening Holland Doc; het verzamelvat van heerlijke documentaires.

Hoog op mijn lijstje van nog te bekijken films stond nog steeds Kings of Pastry, van D.A.Pennebaker, die ook geweldige films als Primary en The War Room maakte. (Als je die nog niet gezeien hebt: huur ze, koop ze, download ze!) In Kings of Pastry volgt hij een aantal patisserie chefs die zich voorbereiden aan de belangrijkste wedstrijd in Frankrijk voor hun specialisme, de Meilleurs Ouvriers de France (MOF).

Het is een heerlijke film, fijn gemonteerd, waarin de passie en de liefde voor het vak in al zijn vormen getoond wordt. De documentairemakers hadden het verschrikkelijke geluk bij een ongeluk, om het zo te zeggen, dat zich een dramatische gebeurtenis voordoet, die het verhaal alleen maar nog ontroerender maakt. Ik verklap alleen dat het met geblazen suiker, handwerk en tijdsdruk te maken heeft.

Voor een ieder die het weer aan kan eten te zien: kijk de film! Voor de rest, wacht nog een paar weken. Maar gaat dat zien!

Spoileralert!