zondag 29 augustus 2010

Voorbereiding

Meer dan tien jaar geleden las ik in een boek met reisverhalen over een festival in de woestijn, waar mensen in totale vrijheid hun gang gingen. Het leek een verzonnen verhaal, een utopie die niet in werkelijkheid bestond. Ik besloot dat ik het ooit zou meemaken. Jaren later zag ik foto's en hoorde ik verhalen, zag ik hoe die utopie er in werkelijkheid uit zag. Beelden van standbeelden die naar de hemel grepen, konijnen die gedurende een week verlicht raakten, rijdende voertuigen die alles konden voorstellen: kastelen, boten, pyramides. Mensen in de vreemdste outfits, omgeven door wervelstormpjes van zand, fietsend over een grote leegte met op de achtergrond altijd die man.
De verhalen waren intrigerend, spannend en doodeng. Het zou verschrikkelijk zwaar zijn, een week lang vechten tegen de elementen. En het zou ongelofelijk geweldig zijn, een week lang al je zintuigen laten prikkelen op manieren die je in het gewone leven niet tegen zou komen. Onvergelijkbaar met welke ervaring dan ook.

De wens om deel uit te maken van die vreemde gemeenschap werd steeds groter, totdat er uiteindelijk een moment was waarop ik besloot nooit meer iets te willen uitstellen, dus ook dit niet. Het kopen van een online kaartje was het makkelijkst. Daarna volgde de stress. Langzaam maar zeker bleek dat de voorbereidingen die getroffen moesten worden groter waren dan je zou kunnen vermoeden. In survival guides werd gesproken in termen van grey water, leave no trace, gift economy, no MOOP. Dit ging ik niet alleen doen. Dus zocht en vond ik mensen die hetzelfde avontuur wilden aangaan, en bezocht ik avondjes waarop we zouden brainstormen, maar die vooral gezellig en inspirerend waren. We struinden markten af op zoek naar geschikte outfits, bouwden een imponerend forum op met teveel informatie, vragen en oplossingen, en maakten elkaar en onszelf steeds zenuwachtiger.

In vier dagen tijd druppelde iedereen binnen in een hostel in San Fransisco, gingen we op zoek naar assecoires en nog meer outfits en maakten we boodschappenlijstjes. De dagen leken steeds meer te vertragen, toen het aanvangsuur naderde. Hoe meer we wisten, hoe minder we ons een voorstelling konden maken van wat ons te wachten stond. Steeds weer moest ik denken aan die prachtige uitspraak: het gaat niet om het doel, maar om de weg er naar toe. Het doel zal de weg hoe dan ook overtreffen, maar het was nog nooit zo leuk om voorbereidingen te treffen.

vrijdag 27 augustus 2010

Onderweg

Er is altijd een moment van stress. Vaak nog voordat de voordeur in het slot valt. Alle bagage ligt verspreid door het huis, gesorteerd in stapels die ooit logisch leken, maar dat al lang niet meer zijn. De kat blijkt telkens weer te zijn gaan liggen op de volgende stapel die ingepakt moet worden en mauwt verontwaardigd als ze aan de kant geschoven wordt. Langzaam verdwijnt de chaos in tassen. Dan blijkt: het huis is er nog niet aan toe. Het moet nog worden schoongemaakt, aangeraakt, voor het laatst gezien worden, voordat de deur in het slot valt.

De dag die zesendertig uur zal duren begint al voordat er geslapen is. Een paar onrustige uren later - want stel je voor dat na al die tijd de wekker juist vandaag dienst weigert - begint de reis. Een vroege, koude ochtend op het station, met mensen die met de slaap nog in hun ogen op weg zijn naar hun werk. Langzaam krijgt de vrijheid ruimte in je hoofd. Jij hoort niet bij hen, jij bent onderweg.

Dan volgen uren van zitten en wachten. Wachten tot je het vliegtuig in mag, wachten tot het vliegtuig landt, wachten tot de volgende gate opent en weer wachten. Je benen strekken door het smalle gangpad, hangen in terminals waar huilende kinderen je beginnende hoofdpijn verergeren. Koffie helpt op een bepaald moment niet meer. Slapen lukt alleen in pijnlijke houdingen. Bij aankomst voelt het alsof je nog steeds vliegt. Voor het eerst sinds uren adem je frisse lucht in. De stad die voor je ligt is nieuw en vreemd en de vermoeidheid veroorzaakt een licht angst voor het onbekende. Maar je weet: je moet slapen, en de dag aflsuiten. Wanneer je lijf eindelijk ligt, voel je pas hoe moe je echt bent. Je gedachten razen nog een tijdje door, denkend aan de wereld die je achter je liet en aan wat je te wachten staat, totdat je eindelijk in een comateuze slaap valt.

maandag 23 augustus 2010

Hors Classe

Meer dan een jaar geleden schreef ik over Monica en Ablo, en hun leven dat zich deels in Mali en deels in Nederland afspeelde. Ablo is vorige zomer overleden, maar Monica blijft Mali met heel haar hart steunen. Zo heeft ze een nieuwe stichting opgericht: Hors Classe, waarmee ze een lokale school en jonge studenten helpt.
Om een beeld te krijgen van de omgeving waar het zich allemaal afspeelt staat nu een filmpje op youtube waarin te zien is hoe de kinderen van de school door middel van theater ernstige onderwerpen bespreekbaar maken.

Het liet me denken aan de dag dat ik met vriendiin S. in Jigo, het dorp van Ablo, met wat kinderen ' iets met theater' zou gaan doen. We hadden een paar kinderen gevraagd iedereen die wilde mee te nemen. Terwijl we afwachtten realiseerde ik me in lichte paniek dat fysiek theater misschien een beetje moeilijk zou zijn met kinderen die op hun tiende nog twee dimensionaal tekenden (ze tekenden bijvoorbeeld een konijn met vier pootjes achter elkaar, in plaats van de twee achterste pootjes half te tekenen, zoals kinderen hier dat doen.) Ook alle theatersport oefeningen die ik kende zou ik niet echt kunnen gebruiken: ik sprak geen Bambara, zij slechts een beetje Frans.
In deze toestand van lichte paniek hoorden we opeens een enorm lawaai; zo'n zestig kinderen kwamen het zandpaadje afgelopen op weg naar onze cour. Uiteindelijk bleek dat we ons voor niets zorgen hadden gemaakt. De kinderen wilden voor en met ons liedjes zingen, twee jongetjes gingen rappen en wij leerden ze het ouderwetse 'Anne Maria Koekoek', dat in een verbasterd Bambara werd uitgesproken. Ook werden toneelstukjes opgevoerd, net als in onderstaand filmpje. Niet alleen inspirerend, maar ook hoopgevend.

vrijdag 20 augustus 2010

Onvoorzichtig

De afgelopen jaren heb ik de Parade een beetje gemeden. Teveel rosé, teveel mooie jurkjes, teveel draaimolen. Soms ging ik er doelbewust naar toe: kaartje kopen bij de entree, door naar de rij van de kassa, nog vijf minuten om de juiste tent te zoeken, genieten van de vooraf geplande voorstelling en dan zo snel mogelijk weer weg. Het gaat tenslotte om het theater.
Dit jaar wilde ik weer eens als vanouds genieten van de Parade-ervaring. Bij de ingang, wachtend op mijn afspraak, al ongegeneerd mensen kijken, dan na binnenkomst in de rij bij de kassa vooral om je heen kijken omdat alle artiesten parade maken en hun voorstellingen zo ludiek mogelijk proberen aan te prijzen. Veel te dure, maar lekkere, Surinaamse roti eten aan een klein tafeltje in de avondzon, het gesprek alleen onderbrekend om bij de fonteinbar bier te halen. En je plotseling moeten haasten omdat de eerste voorstelling bijna begint. In ons geval Freaks van East 74, een gezelschap dat in New York is ontstaan. Een prettige voorstelling, gebaseerd op de gelijknamige film van Tod Browning, die me vooral liet denken aan de keer dat ik op een echte freakshow was.

Wachtend op de tweede voorstelling weer terug naar het bier bij de bar. En dan de voorstelling waar ik andere jaren voor naar binnen en buiten was gerend: Ik beloof je dat ik onvoorzichtig zal zijn van Orkater. Een voorstelling over een ongeluk, over loslaten, over pijn. Met muzikanten die spelen en acteurs die zingen. Met instrumenten die voor de klap al over het podium verspreid raken, en die langzaam maar zeker weer bij elkaar worden geraapt, zoals dat na een ongeluk gedaan wordt. Alleen zorgen ze er in dit geval voor dat er in ieder geval muziek kan worden gemaakt. Terwijl de tegenliggers langzaam op je afkomen wachten de passagiers rustig af. 'Misschien kunnen we nog naar links sturen?', vraagt de een. 'Tja, daar is de berm,' antwoordt de ander. 'Ach, het gaat toch te snel,' verzucht de een weer. Om dan in duisternis te verdwijnen.

Dat er na afloop talloze biertjes en witte wijn gedronken moeten worden is inherent aan een avond op de Parade. De kater de dag erna ook.

donderdag 19 augustus 2010

Quarterlife

Wat hebben we het zwaar met zijn allen. Dertigers, en twintigers, die allemaal moeten opboksen tegen de verwachtingen die zijzelf en de wereld om hen heen hebben gecreëerd. Sarah Domogala portretteerde in de documentaire Alles wat we wilden vier ambitieuze mensen, die stuk voor stuk uiteindelijk concluderen dat de doelen die ze zichzelf gesteld hebben leiden tot twijfel en angsten, waaruit blijkt dat "hoe groter de illusie van uiterlijk succes, hoe wranger de eenzame uren thuis blijken".

Ten eerste: de film is prachtig. Mooie beelden, mooie montages, snelle cuts waarin een paar seconden in beeld een persoon heel kenmerkend wordt geportretteerd. Geluidsfragmenten worden later op de achtergrond weer herhaald, muziekjes lopen door elkaar heen. Domogala weet de sfeer van stress en oneindige impulsen op een bijzondere visuele manier weer te geven. De film voelt als een collage van beeld en geluid, een schilderij van deze tijd, gemaakt met de middelen van deze tijd.

Ten tweede: tja. Wat moet ik hier nou van zeggen? Dat het me verbaast dat mensen van mijn generatie zoveel willen en denken zoveel te kunnen dat het ze lamslaat? Dat ik het onbegrijpelijk vind dat Emiel van 29 paniekaanvallen heeft en dat Mirelle van 27 gefrustreerd is omdat ze haar creatieve talent wil ontwikkelen? Nee. Dat verbaast me niets. Wat me verbaast is dat dit blijkbaar anderen wel verbaast. Wie zijn die anderen dan? De oudere generatie, die de oorlog nog heeft meegemaakt, en die nu dagelijks verzucht dat wij zo'n geluk hebben terwijl het eigenlijk vroeger allemaal beter was?

Het zegt natuurlijk vooral iets over mijn wereld, mijn vrienden en vooral mezelf, dat ik in deze film alleen maar herken wat ik om me heen zie. Laat ik het dicht bij huis houden: paniekaanvallen zijn me niet vreemd, sinds het begin van mijn studie bezoek ik eens in de zoveel jaar een psycholoog of coach, en ik wil al jaren meer creatief bezig zijn. Om mij heen zie ik niets anders. Soms ligt de nadruk meer op de paniekaanvallen, soms meer op de frustratie zoveel te willen maar niet te kunnen kiezen. Wat ik me echter afvraag is of het tegenwoordig echt zo anders is dan 'vroeger'? Misschien is het een andere invulling van dezelfde termen? Eline Vere, uit het gelijknamige boek van Louis Couperus, had last van dezelfde symptomen. Haar verhaal speelt meer dan honderd jaar geleden, maar uiteindelijk komt zij ook in een quarterlife crisis terecht, zij het met een verdrietige afloop.

Ik geloof niet dat de uitspraken in Alles wat we wilden zo shockerend of nieuw zijn. Zelfs de filmstijl zal niet vernieuwend zijn. Toch is hij wel de moeite waard. Voor iedereen die nog twijfelt en denkt dat hij gek is. Voor mensen die de quarterlife crisis niet begrijpen. En voor alle anderen, omdat de beelden zo mooi zijn.
Er wordt overigens geen oplossing voor de problemen gegeven. Alhoewel ik het sterke vermoeden heb dat het gewoon een kwestie van afwachten is: je groeit er vanzelf uit.

Klik hier voor de documentaire.

dinsdag 10 augustus 2010

Lipdub

Benodigdheden: 1 camera, 1 liedje, 1 geschikte locatie en zoveel mogelijk mensen. Voorbereiding: indien professioneel: minimaal twee weken tijd, een dik draaiboek, een ingehuurd productieteam, meerdere locatiemanagers; indien niet professioneel: 1 enthousiaste zomercursus organisator, 1 choreografe die geen idee heeft wat een lipdub precies is, geen draaiboek en geen idee. Mix bovenstaande ingrediënten met de organisator en de choreografe, en laat de creativiteit haar werk doen.

Op 22 juni 2008 werd de eerste University Lipdub opgenomen in Duitsland. De term werd volgens Wikipedia twee jaar eerder door Jakob Lodwick, de oprichter van Vimeo, in 2006 bedacht. Sindsdien is het aantal youtube lipdub filmpjes explosief toegenomen. Niet alleen universiteiten lipdubben, maar ook kantoren, banken en keukengiganten, en laten we de eenzame nerds die in nachtelijke verveelbuien zichzelf en/of hun vrienden opnemen niet vergeten. Verwar de lipdub niet met de flashmob, ook een redelijk nieuw vercshijnsel waarbij een grote groep mensen onverwacht op openbare plekken zich verenigt in een synchroondans (wat na de dood van Michael Jackson veel gedaan werd).

Lipdubben is cool. Laat ik dat even voorop stellen. En het is moeilijk. Althans, moeilijker dan je zou denken.
De afgelopen zes weken heb ik met alle enthousiasme dat ik in me had, gepoogd de deelnemers van de CREA zomercursussen over te halen om mee te doen met mijn Grote Zomer Project: iedere week een nieuwe lipdub. In de eerste week zaten er zeven mensen, die uiteindelijk gelukkig net zo enthousiast als wij waren en in twee uur tijd een choreografie verzonnen en kostuums aantrokken. Een paar weken later zaten er twintig, die allemaal blij meezongen met de Spice Girls.

Ik houd natuurlijk van al mijn zomercursisten. Maar van de lipdubbers houd ik stiekem het meest. Om hun inzet, hun blijdschap, hun harde werk en omdat ze mij blijkbaar niet alleen willen laten staan met mijn gekke ideeën. Nog één keer te gaan. Ik hoop dat deze keer iedereen komt!


week 1 & 2


week 3


week 4


week 5

woensdag 4 augustus 2010

Aanspraak

Op een warme zomeravond fiets ik door de stad. Fijn gewerkt, heerlijk gegeten bij vrienden, wijn gedronken, bijgepraat, en nu dan op de fiets naar huis. De warme zomerwind strijkt zacht langs de haartjes op mijn armen. het leven lijkt goed. Totdat ik op een ietwat druk punt mijn vaartje moet minderen in verband met andere weggebruikers en een grote man van dat moment gebruik maakt om me aan te spreken. Aangezien ik in principe iedereen het voordeel van de twijfel wil geven, en niet bij iedere licht onverzorgde man wil denken dat hij vast om geld zal vragen, stop ik om naar hem te luisteren. Misschien is het een verdwaalde toerist. Hij begint aan een licht onsamenhangend verhaal over dat hij morgen uit het land zal worden gezet omdat hij geen verblijfsvergunning heeft gekregen, en dat hij nu terug moet naar Soedan, en dat zijn dochters in de Ardennen wonen en hij hen nou nooit meer zal kunnen zien. Hij mompelt de woorden advocaat, rechtbank, betalen.
Ik val hem in de rede en vertel hem naar waarheid dat ik geen kleingeld op zak heb. Even valt hij stil. Dan vraagt hij me of ik dan niet ergens kan pinnen. Ik voel me erin geluisd en lieg nu ronduit dat ik mijn portemonnee thuis heb laten liggen. Ik hoop dat hij niet verder vraagt. Om toch een soort troost te bieden zeg ik hem dat ik het allemaal heel erg voor hem vind, en dat ik hem heel veel sterkte toewens, maar dat ik niet zo goed weet hoe ik hem zou kunnen helpen. De man draait zich al van me weg, terwijl hij hardop tegen mij en verder niemand in het bijzonder zucht dat hij geen energie meer heeft. Hij herhaalt: geen energie meer.

Ons gesprek duurde nog geen drie minuten. In de tussentijd liepen mensen langs die niet hoorden wat de man vertelde. Zij lopen nog genietend van deze heerlijke avond door de stad, op weg naar huis of naar een biertje op een terras. De man vervolgt zijn weg. Ik stap weer op mijn fiets, maar zie nu alleen nog maar beelden voor me van Soedanese vluchtelingen, mensen met honger, afgesneden ledematen, uitgemoorde dorpen, en alle andere rampspoed waar ik wel van weet, maar waar ik niets mee kan. Even twijfel ik, zal ik omdraaien en alsnog voor hem gaan pinnen? Maar hoeveel dan? Ik denk aan een paar jaar geleden, toen ik in alle goedgelovigheid, maar me pijnlijk bewust van mijn nare onderbuikgevoel dat zei dat dit totaal niet klopte, geld pinde voor iemand. Dan besluit ik dat ik toen al mijn steentje heb bijgedragen.

Toch is de avond daarna een stuk minder mooi.