Mensen staan her en der verspreid. Sommigen zitten op houten bankjes. Iedereen lijkt in gedachten verzonken, kijkt voor zich uit, of speelt een spelletje op zijn telefoon. Sommige mensen hebben oordopjes in, waar vlagen van luide muziek uit komt. De verschillende liedjes vormen samen een ruis, waarbij soms bepaalde liedjes harder te horen zijn.
Dan een hard geluid. Twee lichtjes die dichterbij komen. Het geluid van openschuivende deuren. Er komt beweging in de massa. Vanuit hun verschillende uitgangspunten bewegen ze allemaal naar dezelfde plek toe. Ze verenigen zich met nieuwe mensen, voorbijgaande personages in ieders leven.
Terwijl de snelheid de choreografie overneemt vindt de massa één ritme. Samen bewegen ze naar links, naar rechts. Het zijn kleine bewegingen, maar perfect gecoördineerd, allemaal op hetzelfde moment. Iedereen houdt zich vast, sommigen zitten, anderen leunen tegen deuren of palen. Maar ze hebben allemaal hetzelfde ritme. Het lijkt ongecontroleerd, plotseling.
Ze blijven allemaal onverstoord voor zich uit kijken, of naar beneden, waar ze boekjes of telefoons in hun handen hebben. Ze proberen elkaar niet aan te raken, wijken uit wanneer iemand te dichtbij komt. Om elkaar dan weer, soms bedoeld, soms onbedoeld, op te zoeken. Een voet raakt een been, een hand raakt een rug. Kleine tekenen van saamhorigheid, van deel uit maken van de groep. Bevestigingen van elkaars bestaan. Heel soms kruisen blikken elkaar. Dan wordt geknikt, soms gelachen.
Wanneer de deuren weer open gaan herhaalt het ritueel zich. Oude voorbijgangers verlaten de groep, nieuwe komen erbij en pikken moeiteloos het ritme van de snelheid op.
donderdag 28 april 2011
zondag 17 april 2011
Fietspad oorlog
Het kopen van een fiets, een paar weken geleden, ging gepaard met allerlei goede raad - over de gevaren van fietsen zonder helm, en de noodzaak van goede sloten - die tot honende blikken van mij kant leidde. Een Amsterdamse laat zich natuurlijk niets vertellen over sloten (alhoewel ik thuis uit luiheid al jarenlang met één slot door het leven ga, en dat nog steeds goed gaat) en ik zal nog niet dood met een helm op mijn hoofd gevonden willen worden.
Steeds weer werd er berispend gesproken dat New York toch echt niet te vergelijken is met Amsterdam, dat schattige dorp met grachten. Nee, hier, in de stad van de criminaliteit en de gekken, is fietsen een levensgevaarlijke onderneming die serieus moet worden genomen en waar niet te licht gedacht mag worden over veiligheid en diefstal.
Vooralsnog fiets ik dolgelukkig helmloos door de stad. De gekte die me voorspeld werd valt mee, alhoewel ik wel iets oplettender van Ave naar Ave peddel dan dat ik in Amsterdam over de grachten fiets. Maar om nou te zeggen dat het een wildernis is. Nee. In tegendeel: het is heerlijk om met de wind in je haar over de Brooklyn Bridge naar Manhattan te fietsen (maar pas op voor toeristen!), of in Williamsburg koffie te gaan drinken en niet in de donkere metro te hoeven stappen om er te komen.
Ik kwam er echter achter dat hier een verborgen geschiedenis ligt, waar ik mij niet bewust van was.
Om in het zogenaamde hipster gedeelte van Williamsburg te komen, waar de fijne cafeetjes en restaurantjes zijn, moet ik vanuit Bed-Stuy waar ik woon door een wijk waar Chassidische Joden wonen: mannen met hoge zwarte hoeden en pijpenkrullen, vrouwen met pruiken of hoofddoekjes, lange rokken, zwarte nauwsluitende jassen, kinderen met soortgelijke pijpenkrullen en achttiende eeuwse kledij, het wemelt ervan. Tijdens een wandeling enkele weken geleden voelde ik me al, zwak gezegd, niet geheel op mijn plaats. Ik liep natuurlijk in mijn korte rok het straatbeeld te vervuilen, dus met een beetje moeite kon ik me voorstellen dat ik daarom niet alleen volledig genegeerd werd, maar ook dat mensen uit voorzorg de straat overstaken om mij niet tegen te hoeven komen. Al fietsend kwam ik er achter dat dit gedrag echter ook mijn veiligheid op het spel zet, want in hun drang mij niet te willen zien steken mensen snel vlak voor me over, of rijden ze stoïcijns door zonder mij de voorrang te geven wanneer ik die wel heb. Ze hebben letterlijk een blinde vlek voor mensen die niet bij hun gemeenschap horen.
Dit gegeven maakt bij mij nogal veel gefrustreerde gevoelens los over religie, verdraagzaamheid, superioriteit en meer van dien. Toen ik die uitte tegen een vriendin, vertelde zij me over de fietspadoorlog die in 2009 plaats heeft gevonden.
New York creëert steeds meer fietspaden en -routes, waaronder ook de Bedford bike lane, die heel Brooklyn doorkruist en die mij veilig richting Williamsburg Bridge, cafe's en yoga brengt. Toen de Chassidische gemeenschap klaagde omdat het fietspad een gevaar voor 'veiligheid en religie' was (zogenaamd omdat kinderen niet veilig uit schoolbussen konden stappen omdat die niet op het fietspad mogen parkeren - maar eigenlijk omdat de kledingstijl van de hipsters de religieuze voorschriften van de Joden in het nauw brengt, zij mogen geen onbedekte huid zien), besloot het Department of Transportation de fietspaden te verwijderen. Hierbij hadden ze niet gerekend op de creatieve aard van de hipsters, die de fietspaden 's nachts weer aanbrachten en om hun protest kracht bij te zetten daarnaast opriepen tot een Freedom Ride waarbij zij topless door de wijk zouden fietsen. Een hevige sneeuwstorm voorkwam dat, maar weerhield de fietsers niet ervan om met voorgebonden plastic borsten blijk van hun ongenoegen te geven.
Het resultaat? Een mooiere, veilige, fietsbaan, enkele blokken verder, en een druk bezocht en duidelijk zichtbaar fietspad op Bedford. Je zou denken dat zeker in een stad als New York, de stad van de immigranten, verschillende mensen met elkaar kunnen leven. Als het hier al niet kan, hoe kunnen we dan hoop hebben voor al die andere plaatsen van onverdraagzaamheid?
Steeds weer werd er berispend gesproken dat New York toch echt niet te vergelijken is met Amsterdam, dat schattige dorp met grachten. Nee, hier, in de stad van de criminaliteit en de gekken, is fietsen een levensgevaarlijke onderneming die serieus moet worden genomen en waar niet te licht gedacht mag worden over veiligheid en diefstal.
Vooralsnog fiets ik dolgelukkig helmloos door de stad. De gekte die me voorspeld werd valt mee, alhoewel ik wel iets oplettender van Ave naar Ave peddel dan dat ik in Amsterdam over de grachten fiets. Maar om nou te zeggen dat het een wildernis is. Nee. In tegendeel: het is heerlijk om met de wind in je haar over de Brooklyn Bridge naar Manhattan te fietsen (maar pas op voor toeristen!), of in Williamsburg koffie te gaan drinken en niet in de donkere metro te hoeven stappen om er te komen.
Ik kwam er echter achter dat hier een verborgen geschiedenis ligt, waar ik mij niet bewust van was.
Om in het zogenaamde hipster gedeelte van Williamsburg te komen, waar de fijne cafeetjes en restaurantjes zijn, moet ik vanuit Bed-Stuy waar ik woon door een wijk waar Chassidische Joden wonen: mannen met hoge zwarte hoeden en pijpenkrullen, vrouwen met pruiken of hoofddoekjes, lange rokken, zwarte nauwsluitende jassen, kinderen met soortgelijke pijpenkrullen en achttiende eeuwse kledij, het wemelt ervan. Tijdens een wandeling enkele weken geleden voelde ik me al, zwak gezegd, niet geheel op mijn plaats. Ik liep natuurlijk in mijn korte rok het straatbeeld te vervuilen, dus met een beetje moeite kon ik me voorstellen dat ik daarom niet alleen volledig genegeerd werd, maar ook dat mensen uit voorzorg de straat overstaken om mij niet tegen te hoeven komen. Al fietsend kwam ik er achter dat dit gedrag echter ook mijn veiligheid op het spel zet, want in hun drang mij niet te willen zien steken mensen snel vlak voor me over, of rijden ze stoïcijns door zonder mij de voorrang te geven wanneer ik die wel heb. Ze hebben letterlijk een blinde vlek voor mensen die niet bij hun gemeenschap horen.
Dit gegeven maakt bij mij nogal veel gefrustreerde gevoelens los over religie, verdraagzaamheid, superioriteit en meer van dien. Toen ik die uitte tegen een vriendin, vertelde zij me over de fietspadoorlog die in 2009 plaats heeft gevonden.
New York creëert steeds meer fietspaden en -routes, waaronder ook de Bedford bike lane, die heel Brooklyn doorkruist en die mij veilig richting Williamsburg Bridge, cafe's en yoga brengt. Toen de Chassidische gemeenschap klaagde omdat het fietspad een gevaar voor 'veiligheid en religie' was (zogenaamd omdat kinderen niet veilig uit schoolbussen konden stappen omdat die niet op het fietspad mogen parkeren - maar eigenlijk omdat de kledingstijl van de hipsters de religieuze voorschriften van de Joden in het nauw brengt, zij mogen geen onbedekte huid zien), besloot het Department of Transportation de fietspaden te verwijderen. Hierbij hadden ze niet gerekend op de creatieve aard van de hipsters, die de fietspaden 's nachts weer aanbrachten en om hun protest kracht bij te zetten daarnaast opriepen tot een Freedom Ride waarbij zij topless door de wijk zouden fietsen. Een hevige sneeuwstorm voorkwam dat, maar weerhield de fietsers niet ervan om met voorgebonden plastic borsten blijk van hun ongenoegen te geven.
Het resultaat? Een mooiere, veilige, fietsbaan, enkele blokken verder, en een druk bezocht en duidelijk zichtbaar fietspad op Bedford. Je zou denken dat zeker in een stad als New York, de stad van de immigranten, verschillende mensen met elkaar kunnen leven. Als het hier al niet kan, hoe kunnen we dan hoop hebben voor al die andere plaatsen van onverdraagzaamheid?
dinsdag 12 april 2011
Sokken
Er is een werelden van sokken. Sokken met een levensverhaal en karakteromschrijving. Ze leven in een wereld waarin je de ene sok nou eenmaal niet kunt vergelijken met de andere. Omdat geen enkele sok hetzelfde is.
Deze sokwereld is vergelijkbaar met die van ons. Er is muziek, er is televisie, en natuurlijk zijn ze ook te vinden op Facebook en Myspace. En deze sokwereld heeft een God. Die Marty Allen heet. En die van gewone sokken personages maakt. Waar hij dan filmpjes mee opneemt, en muziek. En waar hij foto's van verkoopt, in fotolijstjes die hij in een oplage van twintig duizend uit China liet overkomen. Waarop hij op de achterkant de persoonlijkheid van de geportretteerde sok uitlegt. Portretten, die overigens ook al heel veel over de desbetreffende sok vertellen.
Wanneer je met Marty praat, als hij achter zijn stalletje staat, praat hij heel snel. Echt, razend snel. En hij zegt de woorden sock puppets meerdere keren in elke zin. Maar hoe je het ook wendt of keert, hij leeft van zijn sokken. Zijn sokken zijn zijn inkomen.
Ik weet niet of dat komt door de energie en charme van hun schepper, of door hun geweldige uitstraling, hoe dan ook: ook ik liep weg met een portret onder mijn arm. Of beter: zorgvuldig ingepakt in bubbeltjesplastic, (beter bekend als noppenfolie maar dat vind ik niet bij deze sokken passen), want Marty vond het maar niets, mijn idee om het portret gewoon in mijn tas te stoppen tussen de boeken. Liever pakte hij het goed in.
Mijn mede-sokken-portret-adoptie-genoot al snel zijn keuze liet vallen op Lillith Lollybottom, die hem zwoel en zelfs een tikkeltje verlopen aankeek, mijn keus viel op Plim of Zimmy Zambini. Waar Plim er nogal cool uitzag, met haar dat door een windvlaag nonchalant één kant op leek te zijn gewaaid, een soort van rockster zeg maar, zag Zimmy eruit alsof ze net een spook had gezien, of alsof ze zichzelf net in een spiegel had bekeken. Haar haar door alle stress alle kanten op, haar mond nog open na haar schreeuw. Ze leek gered te moeten worden.
Marty stelde me echter gerust: Zimmy is de slimme zus van Plim en Plom, waar ze samen The Fabulous Flying Zambinis mee vormt; een wereld bekend acrobaten trio, waarvan de ouders verpletterd werden door een olifant toen de kinderen nog klein waren. Ze werden door de andere circusartiesten goed opgevangen en ze zorgen goed voor elkaar. Zimmy is de virtuoos van de de drie getalenteerde artiesten, maar heeft een tere geest.
Toen was de keuze snel gemaakt. Plim zou zichzelf wel redden. Ik zorg voor Zimmy.
Deze sokwereld is vergelijkbaar met die van ons. Er is muziek, er is televisie, en natuurlijk zijn ze ook te vinden op Facebook en Myspace. En deze sokwereld heeft een God. Die Marty Allen heet. En die van gewone sokken personages maakt. Waar hij dan filmpjes mee opneemt, en muziek. En waar hij foto's van verkoopt, in fotolijstjes die hij in een oplage van twintig duizend uit China liet overkomen. Waarop hij op de achterkant de persoonlijkheid van de geportretteerde sok uitlegt. Portretten, die overigens ook al heel veel over de desbetreffende sok vertellen.
Wanneer je met Marty praat, als hij achter zijn stalletje staat, praat hij heel snel. Echt, razend snel. En hij zegt de woorden sock puppets meerdere keren in elke zin. Maar hoe je het ook wendt of keert, hij leeft van zijn sokken. Zijn sokken zijn zijn inkomen.
Ik weet niet of dat komt door de energie en charme van hun schepper, of door hun geweldige uitstraling, hoe dan ook: ook ik liep weg met een portret onder mijn arm. Of beter: zorgvuldig ingepakt in bubbeltjesplastic, (beter bekend als noppenfolie maar dat vind ik niet bij deze sokken passen), want Marty vond het maar niets, mijn idee om het portret gewoon in mijn tas te stoppen tussen de boeken. Liever pakte hij het goed in.
Mijn mede-sokken-portret-adoptie-genoot al snel zijn keuze liet vallen op Lillith Lollybottom, die hem zwoel en zelfs een tikkeltje verlopen aankeek, mijn keus viel op Plim of Zimmy Zambini. Waar Plim er nogal cool uitzag, met haar dat door een windvlaag nonchalant één kant op leek te zijn gewaaid, een soort van rockster zeg maar, zag Zimmy eruit alsof ze net een spook had gezien, of alsof ze zichzelf net in een spiegel had bekeken. Haar haar door alle stress alle kanten op, haar mond nog open na haar schreeuw. Ze leek gered te moeten worden.
Marty stelde me echter gerust: Zimmy is de slimme zus van Plim en Plom, waar ze samen The Fabulous Flying Zambinis mee vormt; een wereld bekend acrobaten trio, waarvan de ouders verpletterd werden door een olifant toen de kinderen nog klein waren. Ze werden door de andere circusartiesten goed opgevangen en ze zorgen goed voor elkaar. Zimmy is de virtuoos van de de drie getalenteerde artiesten, maar heeft een tere geest.
Toen was de keuze snel gemaakt. Plim zou zichzelf wel redden. Ik zorg voor Zimmy.
maandag 4 april 2011
Sketchbook
Eens per jaar gaan er duizenden lege boekjes de hele wereld over. Overal zitten mensen ongeduldig te wachten tot hun nieuwe blanco schat binnen komt, zodat ze er hun ziel en zaligheid in kwijt kunnen. je zou het kunnen vergelijken met een dagboek. Maar waar een dagboek als het volgeschreven is met alle verdriet en vreugde die in de voorgaande periode langs kwam, vervolgens op een plankje of in een doos wordt weggelegd, worden deze boekjes weer teruggestuurd. Nadat hun eigenaars er maanden in hebben geschreven, getekend, geplakt, en geknipt om er een uniek kunstwerkje van te maken, gaan ze terug naar de plek waar ze vandaan kwamen: de Art Library in Brooklyn.
The Sketchbook Project is een verzameling van werelden. Van woorden, tekeningen, plaksels, stofjes en verf. Van lieflijke engeltjes die mooie zinnetjes produceren tot eenkoppige monsters die je grauw en koud aankijken vanaf de donker gekleurde pagina's. Er zijn boekjes die uitpuilen omdat ze vol nieuwe informatie zitten, waarbij de pagina's bij elkaar gehouden worden door elastiek of touw. En er zijn boekjes die uitgehold zijn, waarbij pagina's deels zijn weggehaald, aan elkaar zijn geplakt, om nieuwe vormen te maken.
Bovenal is het een verzameling van liefde. Want hoe verscheidend de inhoud ook moge zijn, en hoe verschillende de levens van de makers ook mogen zijn, al die mensen hebben met liefde hun boekje gevuld. Dat kan niet anders. Ze hebben erover nagedacht, er tijd een aandacht aan besteed. En vervolgens hebben ze de moeite genomen om hun kleine wereld weer in te pakken en terug te sturen.
Zodat er nu jaarlijks duizenden boekjes door Amerika reizen. Om broederlijk, rug aan rug, te wachten tot andere mensen hen uit die enorme stapel trekken er erdoorheen bladeren. Om heel even ontroerd te raken of te moeten lachen, of onder de indruk te zijn, van het werk van de maker.
The Sketchbook Project is een verzameling van werelden. Van woorden, tekeningen, plaksels, stofjes en verf. Van lieflijke engeltjes die mooie zinnetjes produceren tot eenkoppige monsters die je grauw en koud aankijken vanaf de donker gekleurde pagina's. Er zijn boekjes die uitpuilen omdat ze vol nieuwe informatie zitten, waarbij de pagina's bij elkaar gehouden worden door elastiek of touw. En er zijn boekjes die uitgehold zijn, waarbij pagina's deels zijn weggehaald, aan elkaar zijn geplakt, om nieuwe vormen te maken.
Bovenal is het een verzameling van liefde. Want hoe verscheidend de inhoud ook moge zijn, en hoe verschillende de levens van de makers ook mogen zijn, al die mensen hebben met liefde hun boekje gevuld. Dat kan niet anders. Ze hebben erover nagedacht, er tijd een aandacht aan besteed. En vervolgens hebben ze de moeite genomen om hun kleine wereld weer in te pakken en terug te sturen.
Zodat er nu jaarlijks duizenden boekjes door Amerika reizen. Om broederlijk, rug aan rug, te wachten tot andere mensen hen uit die enorme stapel trekken er erdoorheen bladeren. Om heel even ontroerd te raken of te moeten lachen, of onder de indruk te zijn, van het werk van de maker.
Abonneren op:
Posts (Atom)