Overhoeks. Het gebouw dat al jarenlang vanaf de overkant van het IJ betekenisloos naar de stad staart. Met spiegelende ramen, die verbergen wat binnen gebeurt. Tot nu. Want eindelijk kunnen we zien wat zich binnen afspeelt. Mensen die druk zijn met werk, of wat het ook moge zijn. Trap op, trap af. Rondjes lopend door de gangen, heftig bladerend door stapels papieren. Koffie drinken, post-its volschrijven, overleggen. Het is herkenbaar, maar ook niet.
Op de bovenste etage, 240 treden hoog, lijkt in eerste instantie de rust wedergekeerd. Vier mannen aan het werk, strak in het pak. Ze schrijven, kijken onverstoorbaar voor zich uit. Totdat hun handen opeens een gitaar vast hebben, er een trompet klinkt en een bureau opeens een drumstel lijkt te zijn. In eerste instantie volgen ze de strakke lijnen, de dwangmatige patronen van het werkende bestaan. Maar heel langzaam worden ze zich bewust van de buitenwereld, van de dingen die buiten de muren van hun kantoorwereld hun eigen gang gaan. De vraag dringt zich op: waarom laten we ons als slaven leiden door de tijd en het beton? Langzaam worden patronen verbroken en wordt het denken vervangen door het voelen. Terwijl de stad buiten langzaam opgaat in de nacht en als decor de mannen meeneemt naar die andere wereld, wordt binnen de chaos groter. Traag uitgesproken teksten verwoorden wat je ziet, of wat je denkt te zien. De stropdassen gaan los, de mouwen worden opgestroopt, langzaam keren de mannen terug vanuit hun hoofd naar dat wat hen in essentie leidt, de driften. Het voelt als een opluchting als ze zichzelf uiteindelijk hebben gevonden, dat wat ze altijd al waren, los van conventies of verwachtingen. Ze zijn weer wildemannen.
Komende week te zien bij het Over het IJ festival: gaat allen!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten