donderdag 15 april 2010

Karim

Karim heeft de mooiste ogen van Marokko. Zijn haar staat in korte dreads op zijn hoofd. Over zijn hippe spijkerbroek met dito t-shirt draagt hij quasi-nonchalant zijn witte djellaba. 'Het doet me niets, al die mooie spullen,' zegt hij, terwijl hij even zijn kleren toont. Mooie praatjes heeft hij ook. Overal heeft hij een antwoord op, altijd weet hij het beste hoe het zit. Hij wisselt standaardzinnen die uit slechte soapseries of vreemde streekromannetjes lijken te komen af met opmerkingen die onverwacht komen, die verbazen. Kleine inzichten, Berber spreekwoorden, of algemene psychologie van de koude grond die ook door Marokkaanse jongens gebezigd wordt.

Samen met zijn vrienden verleidt hij toeristen. Om te komen eten in het restaurant, om te slapen in het hotel, om mee te gaan naar de Sahara. Hij weet nog wel een leuk winkeltje waar ze mooie tasjes verkopen. Zijn vrienden kennen de mooiste plekjes van de woestijn. Hij maakt muziek, spreekt vier talen, en weet precies welke meisjes hij eruit moet pikken. Hij grapt, vleit, acteert en speelt. Vanaf tien uur 's ochtends, wanneer het restaurantje zijn deuren in de medina opent, tot elf uur 's avonds, hangt hij rond in het nauwe straatje. Ieder restaurant mag tot een onzichtbare lijn toeristen benaderen, daarna worden ze prooi voor de buren. In die luttele meters die hen ter beschikking staan, spelen de jongens hun spel. Ze sluiten verbondjes, maken afspraken met toeristen over wanneer ze komen eten. Bij een tweede ontmoeting schuift de vermoeide reiziger aan, blij om herkend te worden en om thuis te kunnen komen met verhalen over zijn vrienden in Marokko. Iedereen voelt zich thuis wanneer hij in zijn moedertaal wordt aangesproken.

Na sluitingstijd gaan de jongens naar het dak van het hotel. Met in de verte de lichtjes van de nieuwe stad en naast hen een van de vele minaretten roken ze sigaretjes en drinken ze Fanta uit een blikje. Via hun telefoon of iPod luisteren ze muziek. Eens in de zoveel tijd roepen ze iets naar beneden, waar een bekende langs schuifelt. Wanneer het kouder wordt trekt Karim de puntige muts van zijn djellaba over zijn dreads. Hij vindt het fijn in de stad, met zijn vrienden. Maar hij hoort in de woestijn, met haar stilte en donkere nachten. Dat is de plek waar hij zich thuis voelt. Waar zijn familie woont, zijn drie broers en twee zussen. Zijn ogen lijken zelf in het donker op te lichten wanneer hij vertelt over het leven in het zand. Zonder de hordes toeristen die zich dagelijks door de nauwe straatjes persen, zonder de drukte van de medina. In de woestijn is er niets, niet meer dan nodig is. Hij probeert te vertellen hoe hij zich daar voelt en voor het eerst vindt hij geen woorden meer om zich uit te drukken.

Geen opmerkingen: