In het gunstigste geval weet je dat het er aan zit te komen. Dan is er een datum, of een vermoeden, of op zijn minst stille hints.
Het nadeel daarvan is dat je langzaam maar zeker je gevoel kunt opbouwen. In het begin is het een steentje, dat ver weg op je pad lijkt te liggen, maar dat geen grote hindernis lijkt te zijn.
Wanneer de datum (laten we daar gemakshalve even van uit gaan) dichterbij komt, zie je dat het steentje groter is geworden. Eerst was het iets dat in je schoen in een holletje onder je teen gekropen was, nu zit het gewoon vervelend onder de bal van je voet. Je kunt er al niet meer omheen. Naarmate de tijd verstrijkt kruipt het naar je maag, waar het doorgroeit tot een flinke kei. Het is er niet altijd, maar als je eraan denkt, of soms op onverwachte momenten, voel je opeens hoe hij meedeint met de bewegingen van je buik. Hij groeit tot hij ongeveer zo groot als een baksteen is.
Dan, plotseling, zo snel dat het lijkt alsof je per ongeluk even niet hebt opgelet, doe je je ogen open en sta je voor een immens hoge berg. BAM. Zie daar nog maar eens onopgemerkt langs te komen.
Dat gaat dus niet. Je moet eroverheen. Of er doorheen desnoods. En als je dan boven aan de top bent, en je alweer kunt uitkijken naar de rest van je weg, ben je alleen maar uitgeput en moe. Zo moe dat je die weg niet eens ziet. En je alleen maar probeert te zien hoe het pad naar beneden loopt.
Het mooie is dat veel afscheid niet voor altijd is en dat er een weerzien zal zijn. Hoe dan ook. Dat zijn de takjes onderweg, waar je je aan kunt vastklampen zodat je niet uitglijdt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten