dinsdag 19 oktober 2010

Dierenarts

Wachtkamers hebben hun eigen regels. Je bent er stil, je knikt naar de mensen die komen en gaan en je zoekt vooral geen contact. Dat is in ieder geval vaak zo bij huisartsen, tandartsen, apotheken, de eerste hulp en meer van zulks. Het zijn plekken waarbij je het liefst wil wegzakken in een diepe anonimiteit. Los van dat er totaal geen behoefte is om je eigen leed met anderen te delen, geldt dat vooral andersom: je hoeft niet te weten waar die vrouw zo aan zit te krabben, en je wil al helemaal niet weten welke pilletjes de man die voor jouw neus zijn longen zowat uithoestte, moet innemen.
Laatst had ik de bijzondere ervaring om uiteindelijk bij een huisarts te belanden die ik kende van feestjes. Ik vind het meestal al niet zo makkelijk om gênante, beschamende of misselijkmakende zaken met deskundigen te delen, deze keer moest dat ná het uitwisselen van beleefdheden met een vage bekende.

Aan deze licht intimiderende situatie moest ik denken toen ik gisteren in de wachtkamer van de dierenarts zat. Daar is bijna sprake van het tegenovergestelde: daar wíl je juist praten met elkaar. Waar bij de vorige situaties de gemeenschappelijke deler bestond uit persoonlijke en intieme zaken, is deze bij de dierenarts juist een van je liefdes (als het goed is): je huisdier. Je hoeft helemaal niet in te gaan op de precieze reden van het bezoek om een geanimeerd gesprek te kunnen voeren over het wel en wee van het huisdierenbestaan.
Zieke dieren hangen dan ook nog vaak extra zielig en bijna vertederend loom in bakjes of op armen, waardoor de zorgen voor het beestje en de onmogelijkheid om zo'n dier uit te leggen wat er aan de hand is, nog eens extra verbindt. Je bent als het ware al elkaars vrienden nog voordat je weet hoe het desbetreffende dier heet.

Dat is namelijk de volgende waarneming die ik deed: in een dierenartsenpraktijk ben je al je identiteit al kwijtgeraakt en besta je alleen nog maar als het baasje van. De volledige communicatie met het personeel gaat via de naam van je huisdier, en ook met andere baasjes communiceer je vooral via het dier. 'Nou, jij bent ook nog maar een heel klein hondje he' 'Ja, ze is pas negen weken.'

Niet handig, als dat baasje toevallig een erg aantrekkelijke man is, vooral als hij vertederd met zijn pup stoeit. Je gaat natuurlijk niet aan die pup vragen of haar baasje vrijgezel is en of hij dan misschien een keer met jou een biertje wil drinken of een wandeling wil maken. In dit geval was er sowieso al sprake van een totaal kansloze situatie aangezien ik naast mij in een mand mijn zieke kat had zitten. In iedere andere situatie kan je je nog als hondenliefhebber voordoen en hopen dat je genoeg tijd hebt om de man in kwestie te charmeren voordat je moet toegeven dat je zelf een kat hebt, maar je ook heel erg van honden houd. In dit geval stond dat feit naast me, en keek ze met een zielige en doordringende blik de aantrekkelijke man aan. Deze had niets in de gaten, hij had alleen maar oog voor zijn pup.

Geen opmerkingen: