Het was juli 2002, ik vloog na acht maanden te hebben gereisd met een zwaar hart terug naar Europa. Hoewel ik klaar was met het steeds in en uitpakken van mijn spullen en vooral met het slepen met mijn rugzak, wilde ik de wijde wereld nog niet verlaten. Die eerste reis smaakte naar meer, en ik kon niet wachten om andere plekken te ontdekken. De wereld schoof langzaam onder me voorbij, terwijl ik met mijn neus tegen het raampje gedrukt nieuwe bestemmingen zocht.
We vlogen over bergen. Eindeloze bergen, kaal en droog, zonder ook maar iets van bos of water dat de bruine aarde bedekte. Ik keek op het vliegschema om te zien waar we vlogen: Afghanistan.
Sinds die vlucht, dat moment van verbazing over de omvang van zoveel niets, en de wetenschap dat in dat niets een hele bevolking leefde, wil ik er naar toe. Nu deed ik mijn ontdekking een paar maanden na de Amerikaanse inval in hun zoektocht naar Al Qaida, wat een spoedig bezoek enigszins belemmerde, en dat waarschijnlijk nog wel een tijdje zal doen.
In de tussentijd blijf ik gefascineerd door het land en de mensen en kijk ik met verbazing naar reportages en documentaires die daarover gemaakt worden. Zo is er nu een nieuwe serie, van journaliste Natalie Righton, die in 2010 naar Afghanistan vertrok om van binnenuit verslag van de situatie te doen. Hoewel duidelijk is hoe gevaarlijk het is om daar momenteel als westerse vrouw rond te lopen, voedt haar verhaal ook mijn verlangen.
Ooit. Ooit ga ik het zelf zien.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten