zondag 31 maart 2013

Monoloog

Ik ben net ingestapt en zit op een tweezitter die met de rijrichting mee kijkt. Wanneer ik mijn jas uittrek en me installeer voor de reis naar huis hoor ik achter me gemompel. Eerst denk ik dat de morsige stem achter me het gezelschap is van de dame van middelbare leeftijd die aan de andere kant van het gangpad zit. Hij vraagt haar luid of dit de trein naar Den Haag is. Haar reactie is terughoudend, ze knikt en draait zich met haar rug naar hem toe.
Terwijl de trein langzaam in beweging komt luister ik, deels onvrijwillig, naar zijn monoloog:

"Kouwe klauwen jonguh, ik heb sulke kouwe klauwen.
Als ik thuis kom mot ik men medicijnen nemen, die ben ik helemaal vergetuh.
Ga ik een kaartje kopuh, kost me drie euro, is er geen controluh. Ben ik toch drie euro kwijt. Drie euro.
Ik heb nog een tientje geleend van men dochter.
Dooie klauwe papa. 
Is dit de trein naar Holland Spoor?
ik heb me toch een kouwe klauwen.

Me dit en me dat.
Waar zijn we? Delft. Ow, Delft. Ik heb vijfentwintig jaar in Delft gewoond. Nu woon ik acht jaar in Den Haag. Maar in Delft ben ik opgegroeid.
Stopt die trein nu bij Holland Spoor, of bij dat andere station, dat ene?

Ging ik zwartrijduh in de tram, kost me ook geld. Hier heb me dochter gewoond. Maar die woont nu in Zoetermeer.

Me telefoon ligt thuis.
Me telefoon ligt thuis.
Telefoon. Thuis.
Maar ik mot me dochter belluh zo. Ik heb zelluf vier kinderen en zeven kleinkinderen.
en ik houw van ze alle zeven.
Ik mot mijn medicijnen niet vergetuh.

Waar stopt hij nu? We zitten nog niet in Den Haag he?
Dit komt me bekend voor.
Kouwe klauwen  joh."

De omroeper roept het volgende station om: Den Haag Holland Spoor.

"Ah, daar mot ik zijn. Holland Spoor. Dat is mijn station."

Als hij opstaat en zijn spullen verzamelt, kijk ik voorzichtig achter me om te zien welke gedaante bij de stem hoort. Hij is eind vijftig, grijs lang haar en een kegel die me moeiteloos tegemoet komt. Terwijl hij al pratend naar de uitgang loopt zie ik dat de mensen om hem heen elkaar aankijken en bijna verontschuldigend naar elkaar lachen. Als onvrijwillig publiek van deze scene uit zijn leven, verzuchten we allemaal dat het niet niks is.
Ik hoop dat hij snel warm wordt.

Geen opmerkingen: