Toen de pont de wal raakte klonk vanuit de verte een zachte beat. Verder klonk alleen het geluid van de regen die de hele middag al onophoudelijk uit de lucht kwam vallen. Het terrein op de helling werd omgeven door hekken, met aan één kant een opening voor een ingang waar beveiligingsjongens tassen checkten en bezoekers controleerden op het al dan niet meesmokkelen van drugs.
De helling, waar ooit schepen van te water gleden, was dit keer het decor voor Henk op de Helling. Waar op andere dagen duizenden koopjesjagers langs rommelmarktstandjes struinen, of waar eens per jaar prachtige voorstellingen tijdens het Over 't IJ festival spelen, stonden nu dj sets, witte partytenten en een rij bars, waar bier, wijn, cola en wodka te krijgen was. In een hoekje bovenop de helling stond een lange rij mensen te wachten tot de gegrilde groentespiezen, hamburgers en pastasalades klaar waren.
Los van mijn drijfnatte kleren, waardoor ik eigenlijk niets liever wilde dan onder een warme douche staan, hield ik absoluut niet van de dreunende dance en trance muziek die kenmerkend was voor dit festival. Ik vroeg me af waarom ik me had laten overhalen. Of, waarom ik op de uitnodiging in was gegaan en mijn warme huis verlaten had voor deze kou en narigheid. De reden was de nieuwe vriend van een vriendin. Want los van de muziek, presenteerde Stichting Henk ook kunstprojecten, waaronder Den Visscher van Piet. Piet, die rondliep in een groen visserspak, zijn blonde haar in een staart gebonden. Waarvan andere bezoekers vermoedden dat hij Henk was. Piet vertelde zijn verhaal in een bootje, waar je met een lange ladder in moest klimmen, waar maximaal zeven mensen met opgetrokken benen op kussens konden zitten, luisterend naar zijn verhaal. Een van de luisteraars was Paul van twintig, die mij met grote pupillen aan keek en een onduidelijk verhaal vertelde over de passie in zijn leven, die bestond uit feesten, drinken en pillen.
Naast het bootje van Piet stond een poëziepodium, waar schrijvers en dichters onverstaanbaar in een microfoon hun gedachten mompelden voor een overvolle tribune van mensen die dekking tegen het weer zochten, en die alles behalve poëzie wilden horen. "Ik vind dit zo vermoeiend," zuchtte het meisje naast me tegen een vriendin. Beide zaten ze in korte rokjes, met t-shirts en opgestoken haar aan een groentenspies te knabbelen. Terwijl harde windvlagen de regen over de helling joegen, sprongen ze op en liepen richting de partytenten. Ik zocht mijn heil in het bootje van Piet, waar mijn kleren opdroogden terwijl we juttersbitter dronken. Zoals het hoort op een boot.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten