zaterdag 14 mei 2011

Bill

Het is met New York net als met andere grote steden. De echte New Yorkers wonen niet meer op Manhattan. Net zoals de echte Amsterdammers voor het merendeel ergens diep in Almere wonen, zo wonen de meeste New Yorkers inmiddels in Brooklyn, Queens of the Bronx. Dus van wie is New York? Van de toeristen, die met zijn zevenenveertig miljoenen jaarlijks het eiland bewandelen? Of de acht-punt-twee miljoen inwoners, die vanuit de hele wereld hier naar toe komen om hun geluk te beproeven in de stad waar alles kan?

Is New York van de bankiers, die in het zuidelijkste puntje van het eiland op een gebied dat niet groter is dan een paar vierkante kilometer, beslissingen nemen die de rest van de wereld beïnvloeden? Is het de stad van de bedrijven die allemaal proberen mee te surfen op de energie golf waar NYC zo bekend om staat? Of is het de stad van de kunstenaars, de Andy Warhols en Woody Allens, die zowel vroeger als nu de culturele waarden bepalen voor zoveel verschillende genres?

Als New York al van iemand kan zijn, dan lijkt me dat het de stad van Bill Cunningham is. Bill Cunningham verhuisde in 1948 naar New York, en fotografeert al jaren niet alleen de bijzondere evenementen in de stad, maar ook de mode die hij op straat tegen komt. Zijn eerste spread in de New York Times was het begin van een voortdurende verzameling foto's die het mode tijdsbeeld van de stad op een prachtige manier weergeeft. Bill brengt de catwalk naar de straat en toont hoe de 'gewone' New Yorkse vrouwen hun eigen draai geven aan de mode die door designers wordt bedacht.



In de film Bill Cunningham New York wordt een portret geschetst van een uiterst aimabele en ontroerende man van tachtig. Een man met een grote lach, die zijn gezicht tot en met zijn ogen aan toe open breekt. Een man die nog steeds op zijn fiets de stad doorkruist, van society gebeuren naar society gebeuren, waar hij gezellig praat met alle aanwezigen - die hem natuurlijk allemaal kennen - maar waar hij nooit iets zal eten of drinken. "Ik ben daar aan het werk." Een man die al meer dan veertig jaar in een van de artist lofts van Carnegie Hall woonde, totdat hij met de twee andere laatste bewoners vorig jaar alsnog werd verdreven, die een kamertje had dat vol stond gestouwd met archiefkasten, waar hij al zijn foto's in bewaarde, waar hij tussen sliep, op een eenpersoonsstretcher met een laken en een deken. En die in zijn nieuwe appartement dat uitkijkt op Central Park de nieuwe keuken eruit liet slopen om plaats te maken voor zijn kasten. Een man die altijd in een blauwe overjas rond loopt, omdat die niet stuk gaat door zijn camera die er voortdurend tegenaan schuurt. Een man die overal vrienden heeft, maar die niemand dichtbij laat. Waarvan niemand precies weet wat zijn geschiedenis is, of hij wel eens verliefd is geweest en wie zijn 'echte' vrienden zijn. Een man die niet het middelpunt wil zijn, die niet teveel nadenkt over zijn eigen impact op anderen, maar die al dan niet bewust anderen raakt. Een man die precies weet wat hij wil zeggen als hij met zijn foto's in de weer is, maar die stil wordt als het over hem gaat. Een man die is vergroeid met New York, die leeft van de stad en die de stad zijn leven heeft gegeven. Door er te zijn, door te kijken en door vast te leggen.

"He who seeks art will find it," zegt hij op het eind. En zo is het.



Bill werkt nog steeds voor de Times.

Geen opmerkingen: